Nieuw boek uit

Nieuw boek uit
4321 vragen aan 123 kunstenaars

Interview met Peter Rogiers 2



Interview met PETER ROGIERS  voor 100%EXPO - hét kunstblad van Antwerpen en co - (mei 16) ter ere van zijn schitterende passage in het Middelheim - een van dé vele Antwerpse 'art' places to be this summer - naast Antwerp Tower, enz...  Dus voorlopig geen plaatjes van zijn nieuw werk of installatieviews daar op de blog... gewoon gààn! ('t is tot midden september)

PETER ROGIERS:

‘Ik hou van kunstenaars die een tweederangsrol zijn toegedicht’

Rogiers houdt er een weerbarstig dynamisch sculpturen-oeuvre op na. In het Middelheimmuseum, waren zijn collega-sculpturen de ideale medepartners. Onder de noemer Cluster laat hij sterren en buitenbeentjes der kunsten, dialogeren. Kunstblogster Hilde Van Canneyt praat met hem over het kunstenaarschap.






een interview per skype... altijd een belevenis... zeker met Peter...

Je beeldende ‘uitingen’ zijn sculpturen, tekeningen, etsen, collages, films en strips…  Zelf heb je een fascinatie voor gaphic novels en B-films…
Een ander kenmerk van jouw sculpturen is het dynamische en beweeglijke, een duidelijke referentie naar dans…
Peter Rogiers: ‘Er zijn gewoon heel veel invloeden, zo simpel is het. Een van mijn grootste invloeden is trouwens modernistische kunst. Of kunstenaars die een tweederangsrol zijn toegedicht, maar net daarom zo’n vreemde eigenheid hebben en bijgevolg zo interessant zijn om op een of andere manier te herwerken. Het Middelheimmuseum illustreert dat wel een beetje, omdat er verschillende sculpturen van vergeten kunstenaars staan. Wat net boeiend is. En op zich relativeert dat het kunstenaarschap.’

Kenmerkende Peter Rogiers-materialen zijn: kunststoffen zoals polyester, epoxy, PU-schuim, inox,… Daarnaast doe je een onderzoek naar ‘klassiek’ brons…
‘Voor mij staan al die materialen op hetzelfde niveau. Maar dikwijls, als de vorm zich ontwikkelt, is er tegelijkertijd een dialoog met een bepaald materiaal dat óf artificieel óf kunstmatig óf net agressief aanvoelt. Het beeld vraagt bijna om zijn materiaal en het materiaal staat in dialoog met de vorm en bepaalt de psychologie van het beeld. Als ik iets in polyester maak, voelt die stof plastiekerig aan en refereer je meer naar iets kunstmatig, zoals speelgoed, bijvoorbeeld. Dan bepaalt dat materiaal inhoudelijk mee hoe je die sculptuur bekijkt.
Ik maakte net kleine sculpturen die ruwer gemodelleerd zijn en ik wilde de scherpte van dat boetseren erin houden, zodat je er bijna de vingerafdruk in bleef zien, dus besloot ik die in brons uit de voeren. Die keuze van dat materiaal gebeurt heel organisch.’

Hoe ontstaat een werk? Een startidee dat je omzet in een schets?
‘Ik maak meestal een ruwe schets, zodat ik een idee krijg. Dan begin ik aan de hand van die schets te werken, maar meestal ligt die schets al na luttele momenten ergens op de grond te slingeren, zonder ze ooit nog bekeken wordt. Vanuit de actie, krijg ik een ander idee omtrent de vorm en zo ben ik vanzelf vertrokken. Ik denk als je zo’n schets helemaal uitwerkt tot een sculptuur, het teveel een illustratie wordt. Het is net vanuit dat zoeken dat je een intensiteit begint te krijgen. En ik denk dat het net dát is waarnaar ik zoek en waar de kwaliteit zit: een soort van gebalde energie en intensiteit.’

Wanneer voel je: “Het komt! Het komt! Het is!”?
‘Ik ben niet zo’n optimistisch persoon die loopt te roepen van “Hoeraa! Hoeraa! Ik heb hier weer een meesterwerk gecreëerd!” Tegen mijn studenten die me vragen wanneer een tekening eigenlijk af is, zeg ik: “Wanneer je vijf lijnen teveel hebt gezet, dan is het af.” In een sculptuur is het ook zo: je probeert daar een dynamiek en frisheid in te steken, maar als je voelt dat die frisheid eruit stroomt, dan gaat het bergaf en is het tijd om te stoppen.’

Kwaliteit in de kunst is meer dan vakmanschap. De vormkracht is belangrijk, alsook hoe je ons met die vorm versus inhoud weet te pakken…
Toch moet het niet gemakkelijk zijn om nog boeiende en ontroerende beelden te brengen in een maatschappij die 24/24 wordt overspoeld door een wervelwind aan beelden.
Hoe maak je het verschil?
‘Ik vind dat de meeste mensen, alsook ‘kunstenaars’, teveel in taal in plaats van in beelden denken. Wanneer we naar hedendaagse kunst kijken, zie je gewoon taal; thematiek die geïllustreerd moet worden. Maar je ziet niet hoe er vanuit het beeld gedacht wordt. Zo kan bijvoorbeeld een thematiek van een expo ‘Migratie’ zijn, maar los van de meeste anekdotische contexten, vraag ik me af of het een goed kunstwerk is? Door mijn liefde voor de kunstgeschiedenis, vraag ik toch iets meer. Ik wil toch ietsje meer dialoog dat verder gaat dan het officiële academische denken van het moment. Langs de andere kant weet ik ook dat we maar allemaal in het moment leven en dat dat wishfull thinking is. Ik kan de tijd niet overzien, dus of ik het bij het rechte eind heb...? Maar zelf zie ik te veel taalecho’s: dat zijn sociologische constructies die heel trendgevoelig zijn.’

Je vindt de meeste kunst te contextgebonden… en veelal lege dozen…
‘Dat is misschien wat té kort door de bocht en misschien heeft die kunst ook wel een maatschappelijke waarde om ergens iéts bewust te maken, maar dat is mijn ambitie niet.’

Wat streef je na in jouw sculpturen en co? Poëzie, schoonheid, humor? Want je wilt toch iets toevoegen. Maar er is meer: je zegt dat ‘engagement’ onvermijdelijk is als je aan kunst doet: het is volgens jou sowieso een politieke uitspraak.
‘Bij mij zit er toch een soort van menselijke conditie in, maar op een abstracte manier. Als je mijn werk wilt begrijpen, moet je ook abstractie begrijpen en er zo naar kijken wil je een soort van al dan niet ironisch idee over existentie begrijpen in mijn werk. Dat gaat niet over een literaire manier van kijken over bijvoorbeeld ‘die vluchteling’, maar over een plastisch kijken. Al wil ik helemaal niet dat mijn werk afglijdt in het formalisme.’

Toch drijft voor vele beeldende kunstenaars niet die noodzaak – dat primaire gevoel - om dat beeld per sé te maken, vermoed ik?
‘Dat betwijfel ik hoor, Hilde. Ik vraag me bij sommige van mijn studenten soms af hoe zij ertoe zijn gekomen om ooit kunstonderwijs te volgen, want ik voel hun noodzaak niet. Ik kan voor mezelf alleen maar zeggen dat mijn eerste herinneringen, tekenmomenten zijn en dat ik gewoon áltijd heb getekend. En dat is nooit weggegaan. Het is een basisbehoefte.’

Wat bewonder je in andere beeldhouwers?
‘Ik bewonder vooral schilders, ik weet niet hoe dat komt.’

Als ik er stout op alludeer, zou ik kunnen zeggen dat je er niet veel inspiratie uithaalt, want de kleuren van je sculpturen kunnen soms nogal euh tussen opvallend en opzichtelijk zijn, als ik het zo voorzichtig mag uitdrukken…
‘(lacht) Niet-kleuren, noem ik ze dikwijls. Ik zoek naar een soort lelijke kleur die zich bijna oplost. Die kleuren hebben een vreemde neutraliteit, zoals een soort van vaalgroen bijvoorbeeld, zo’n kleur wat overal tussenin valt.’

Hoe stel je je op t.o.v. de kunstwereld? Welke vaardigheden kenmerken trouwens het succes van een kunstenaar? Want zelf bewandel je een eigenzinnig parcours…
‘Als ik wat ironisch mag zijn: aanvaarding bij het officiële kunstestablishment.’

Wil je in je sculpturen bewust weerbarstigheid steken? Een vraag die ik trouwens (te) veel stel: maak je tijdloos of eigentijds werk?
‘Wel Hilde, als ik ‘hedendaagser’ werk zou maken, zou ik het mezelf misschien minder moeilijk maken… Herinner je mijn antwoord daarnet? (knipoogt) (dat oorspronkelijk véél langer en minder genuanceerd was, knipoog red)’

Je Antwerpse collega Luc Tuymans zegt dat je de koude van je atelier zelfs niet voelt, omdat je hele bestaan op dat moment is gefocust op het schilderij waarmee je bezig bent. Zodra je klaar bent en naar buiten gaat, dondert de hele wereld over je heen. Die roes is verslavend, en misschien is die roezige verslaving wel de reden waarom hij schildert.
Herkenbaar?
‘Kunstenaar Philip Guston zei: “Als je net in je atelier bent, heb je het gevoel dat heel de wereld over je schouder meekijkt: je bent nog niet 100% geconcentreerd, waardoor je begint na te denken over alles en iedereen die een mening over je werk heeft. Maar hoe meer je ín je schilderen geraakt, hoe meer één voor één die mensen en dingen je atelier verlaat, totdat je nog alleen overblijft. En als je veel geluk hebt, verdwijn je nog eens zelf en los je helemaal op.” En eigenlijk gaat het daar om.’

Je ben een hele zomer lang te gast in het prachtige Antwerpse Middelheimmuseum. Opvallende ‘niet’ blauwe sculptuur Two reclining figures on a Calder base is ter hunnen bezit en liep ondermeer in de dwarse-formatie-van-sculpturen-stoet POM' PO PON PO PON PON POM PON.

Je nieuwe expo Clusters is te zien in de Hortaflora en in het Braempavilioen van het park. De titel verwijst naar het wederzijds versterkend effect van de combinatie aan werken.
In het Braempaviljoen zien we bestaande, alsook nieuwe sculpturen en etsen, dit in dialoog met de kleinere stukken die je uit de permanente collectie van het beeldenmuseum selecteerde.
‘Mijn etsen hebben een relatie met mijn sculpturen, maar zijn helemaal geen letterlijke ontwerptekeningen van mijn sculpturen. Al delen ze wel in de sfeer, maar zeker niet in het letterlijke van dat beeld.
Ik heb in het Braempaviljoen twee grote sokkels gezet, waar ik allemaal kleine en grotere sculpturen op heb gepresenteerd: mijn werk in dialoog met werk uit de collectie. De werken op sokkels zetten was de beste manier waarop de sculpturen de overheersende architectuur van het paviljoen konden weerstaan. Ik heb ze ‘figurines’ genaamd, als verwijzing naar die plastieken stripfiguurtjes die je in speelgoedwinkels vindt. Zo hou ik het speels, geef ik die kleine sculpturen luchtigheid en heb ik het gevoel dat ik die sculpturen een grote vrijheid kan geven.’

In de omgeving van de Hortiflora, heb je ter ondersteuning van je eigen werk, ook werken uit de collectie van het Middelheim erbij gevoegd.
Voelde je je als een kind in een speelgoedwinkel?
‘Ik heb vooral sculpturen gezocht die zo wat een vreemde hoek konden hebben richting mijn werk. Ik heb de meeste beelden niet uit een ‘waw’-gevoel gekozen. Ook heb ik in het Middelheim de sculpturen op grote platforms – lage sokkels als het ware - geplaatst, waar de beelden in een compositie op staan. Het probleem met het Middelheim is dat je met een overheersende natuuromgeving zit, en als je er sculpturen in plaatst, worden ze onmiddellijk opgeslokt door de natuur. En om daar (op een positieve manier) mee te strijden versus een dialoog mee op te bouwen, heb ik ze daarom op die grote platforms gezet. Op een of andere manier geeft dat een mentale ruimte en afstand tegenover de overheersende natuur. Dat is een belangrijk aspect van de tentoonstelling.’

Je zegt dat in België ie-de-réén door René Magritte is beïnvloed. Dat vind ik geen slechte gedachte…
‘Wel, eigenlijk is dat een kleine cynische uitspraak, want ik ben niet echt fan van Magritte. Ik zie mij meer in de richting van de plasticiteit van Ensor in plaats van de beeldgimmicks van Magritte. Maar we hebben allemaal wel een surrealistische mentaliteit, al maken sommigen daar soms misbruik van door ál onze kunst te verkopen ‘als onze Belgische identiteit’. Ik denk dat mijn werk op zo’n literaire manier, minder surrealistisch is. Ceci n’est pas une pipe, wel dat is hetzelfde als een kakmachine, dat is allemaal nogal simpel.’

Hilde Van Canneyt

CLUSTERS
Middelheimmuseum
Middelheimlaan 61
2020 Antwerpen

statcounter