Nieuw boek uit

Nieuw boek uit
4321 vragen aan 123 kunstenaars

Interview met Katharina Van Cauteren


Interview Katharina Van Cauteren, lente 2016

Katharina Van Cauteren over samenhang tussen politiek en schilderkunst en de expo Voor God & Geld. Gouden tijd van de Zuidelijke Nederlanden (loopt van 17 juni 2016 tot 1 januari 2017 in het Caermersklooster in Gent. www.voor-god-en-geld.be)

Na zes jaren doctoreren over de schilder Hendrick De Clerck werd hij in de onderste lade geschoven, tot hij door een ontmoeting met Fernand Huts in alle hevigheid terug op de radar verscheen onder het mom van een tentoonstelling en een boek. Een gesprek met curator en auteur Katharina Van Cauteren.



Hilde Van Canneyt: Beste Katharina, we kennen je vooral als kunsthistorica gespecialiseerd in de vroeg moderne periode. Jouw boek, Politiek en schilderkunst is net uit. Het boek met een samenlopende expo, kwam tot stand door de samenwerking met Ferdinand Huts. Hoe zijn jullie met elkaar in contact gekomen?
Hoe kwam u in contact met Fernand Huts?

Katharina Van Cauteren: “Ik was aan de slag in het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen waar ik enkele tentoonstellingsprojecten achter de rug had, toen ik werd geheadhunt door Katoen Natie. (lacht) Ik kreeg een mail met de uitnodiging te komen praten en het klikte. Voor ik het besefte, was ik hun kunstcollectie in goede banen aan het leiden en aan het meerollen in hun projecten. Ik sta nu aan het hoofd van The Phoebus Foundation, de collectie van Katoen Natie die meerdere deelcollecties heeft. Onze collectie oude kunst bijvoorbeeld wordt met de dag indrukwekkender. Op 17 juni opent trouwens onze volgende tentoonstelling, Voor God en Geld, in het Caermersklooster in Gent.
Omdat ik ooit een proefschrift over Hendrick De Clerck had geschreven en daar een expo over opzette, sprong Huts mee op de kar en suggereerde er een boek over te maken. De schilderijen van Hendrick De Clerck zien er op het eerste zicht uit als banale mythologische of religieuze taferelen, maar zijn eigenlijk propaganda van de bovenste plank.”

Huts vroeg u uw doctoraat ‘toegankelijker’ te maken.

“Om indruk te maken, had ik hem mijn proefschrift bezorgd. Zelf begon ik ook te zweten toen ik het herlas. (lacht) Ik besef dat het high brow stuff was. Daarom heb ik het hertaald met Fernand in mijn achterhoofd als ideale lezer.”

We kennen Huts als hoofd van Katoen Natie. Hoe zou u hem omschrijven?

“Ik vind het een milde mecenas, misschien naar het model van een renaissancevorst. (lacht) Ik vind hem een breed geïnteresseerde heer met veel gevoel voor humor en een nuchtere kijk op zowel de wereld als de kunst(markt).”

Het boek is ook voorzien van enkele ‘educatieve kaders’, als zijnde:
‘plaatje met een praatje’, ‘literatuur als competitiesport’, ‘leven, dood en alles daartussen’, enz…

“Tja, het blijft natuurlijk gespecialiseerde materie over thema’s die soms ver van ons bed verwijderd zijn. Iemand die niet bezig is met vroegmoderne geschiedenis weet waarschijnlijk niet wat rederijkers zijn, of hoe je een embleemboek moest gebruiken. Ik heb dus geprobeerd om zo op een luchtige manier toch de nodige toelichting te geven.”

Het is een prachtig lijvig boek geworden, met een mooie kaft, dik blinkend papier, prachtig beeldmateriaal in kleur, goudkleurige tussenschotten, …
Kan je het een salontafelboek noemen?

“Misschien, maar ik hoop vooral dat het niet alleen bij ‘salontafelliggen’ blijft… Het ideale scenario is dat mensen het ter hand nemen, beginnen te lezen en omdat ze het zo leuk vinden, het hele boek in een rush uitlezen, omdat ze zo nieuwsgierig zijn naar het vervolg.”

U verwees al naar de expo in het Caermersklooster. Waarover gaat Voor God & Geld. Gouden Tijd van de Zuidelijke Nederlanden?

“Die expo gaat over wie we vandaag zijn; wie we zijn sinds de ondernemende mens in de late middeleeuwen werd geboren. In de Zuidelijke Nederlanden werd in de middeleeuwen de hele sociale orde zoals die tot dan toe bestond, onderuitgehaald. De oorzaak was de ontwikkeling van de landbouw. Daardoor bleven er opeens veel meer mensen in leven, maar tegelijk ontstond het probleem van werkloosheid. Die werkloze boerenzonen trokken naar de prille beschavingskernen op de kruispunten van waterwegen. Omdat er brood op de plank moest komen, dreven ze handel. Zo transformeerde de traditionele maatschappij. Die was tot dan toe opgebouwd uit geestelijken die baden voor ieders ziel, edelen die moesten vechten en heersen, en boeren, de sukkels van die hiërarchie, die ervoor moesten zorgen dat die andere twee categorieën van materieel comfort werden voorzien. Maar opeens kreeg je een nieuwe speler: de ondernemende mens die in de 15de en 16de eeuw die hele wereld op zijn kop zette. Deze mens ging geld verdienen, geld uitgeven en moest voortdurend worden gewaarschuwd voor de zonden. Tegelijk werd die ook zodanig nuchter, praktisch en kritisch, dat hij dat hele bestaande systeem in twijfel trok. Door wat toen gebeurde, ziet de wereld er vandaag uit zoals hij is.”

In Huts’ voorwoord in Politiek en schilderkunst  staat dat sinds mensenheugenis de gezagsdragers grote behoefte hebben om zich te omringen met tekenen van macht. En ja, daar gaat dat boek over: kunst als propagandamiddel.
Met in de hoofdrol de Brusselse schilder Hendrick De Clerck (1560-1630) die zijn talent ten dienste stelt van de politiek.
Het boek brengt een verhaal over het samenspel tussen heersers, macht, image, buitenlandse politiek, religie en kunst. Dit alles gebundeld vanuit de relatie tussen Albrecht en Isabella en de schilder Hendrick De Clerck.
“Als het niet over Rubens mag gaan, dan kijkt de (kunst)geschiedenis graag naar Scherpenheuvel,” schrijft u, om zo bij de aartshertogen Albrecht en Isabella, en bij de Brusselse schilder Hendrick De Clerck (1560-1630) terecht te komen. Maakte hij meer dan kunst als propagandamiddel in dienst van de politiek?

“De kunstgeschiedenis kijkt heel graag naar Rubens. Hij is al langs alle kanten besnuffeld, betast, uitgeknepen… Hij heeft natuurlijk een grote rol gespeeld aan het aartshertogelijke hof, zeker nadat hij in 1608 terugkeert uit Italië. Andere kunstenaars verdwenen in de schaduw. De kunst wordt nog altijd – een beetje in 19de-eeuwse zin – opgehangen aan die grote kanonnen die liefst ook genieën zijn. Om die reden is Hendrick De Clerck doorgaans beschouwd als een provincialist. ‘Wel een tijdgenoot van Rubens, maar oh, jammer, hij kon het niet hé…’ Dus verdachten kunsthistorici hem er vroeger van  een minderwaardige sukkel te zijn. Zijn  schilderstijl was niet vernieuwend. Maar De Clerck wilde helemaal niet vernieuwen! Als je goed kijkt, dan zie je dat hij met zijn stijl net heel bewust aansluit bij wat op dat moment heel hip was aan het hof van de keizer in Praag. Net als de schilders daar, werkt hij heel verfijnd, juweelachtig, glanzend kleurrijk. Het is een code! De Clercks schilderstijl zegt: ‘Hé kijk, Brussel is evenwaardig aan dat keizerlijke hof in Praag. Misschien woont in Brussel wel de nieuwe keizer!’ Albrecht was namelijk in de running voor de keizerskroon. Zo zie je hoe hij clever zijn schilderijen allerlei betekenissen geeft. Ik probeer die betekenislaagjes er net af te pellen in het boek.”


Het gehele boek is doorspekt met tekst- en beeldmateriaal van de grote meesters.
U wilt door De Clerck de 16de eeuw tot leven brengen?

“Hij is een beetje mijn excuustruus om heel die wereld te laten herleven. Hij wordt naar de voorgrond gehaald omdat er in zijn oeuvre een soort ideale mix van grote standaarddromen – iconische ideeën over het herstel van het hemels Jeruzalem, Troje, het Aards Paradijs – zit. Dat steekt allemaal in dat handvol schilderijen. In het boek staan een tiental casestudies die duidelijk maken waar het voor die 16de- en 17de-eeuwse vorsten om ging: hoe de wereld eruitzag voor de toplaag van de maatschappij, en voor de mensen daaronder.  Door in te zoemen op Hendrick De Clerck, wordt dat verleden weer springlevend. Toegegeven, je moet zijn beeldtaal kraken. Bijna als een code. Maar als je de juiste sleutel gevonden hebt, gaan er precies allemaal kastjes open die je inzicht geven in een vervlogen wereld.” 



Terwijl Rubens en Jan Breughel hun boodschap heel direct vormgeven, hanteert De Clerck zijn geleende humanistische beeldtaal. “Net zoals hun taferelen droomt zijn Antwerps schilderijtje van overvloed, liefde, eendracht en vrede,” schrijft u, doelend op het werk De deugden van het aartshertogelijk bestuur.

“Je moet je dat proberen voorstellen: De Clerck werkt écht in een beeldtaal die helemaal is doordrongen van die humanistische concepten. Je moet al diehard mythologische kennis hebben om er die vele laagjes van af te kunnen pellen. Hij maakte de schilderijen immers voor de toplaag die aanwezig was aan het hof van de aartshertogen – of de mensen die daar circuleerden en niks anders te doen hadden dan naar die schilderijen te kijken. Ik zeg altijd: de televisie was nog niet uitgevonden, dus wat moesten de mensen doen? Samen naar schilderijen kijken. Daarbovenop wilde je je kennis demonstreren. Je wilde kunnen aantonen hoe goed je wel op de hoogte was van je klassiekers, hoe goed je de lofzangen op de vorst kende. Men wou mekaar de loef afsteken. Schilderijen als dit waren een soort van rebus, die ook zo bedoeld was, om het de intellectuele elite toe te laten zich te profileren.”

Het privéleven van De Clerck spreekt minder tot de verbeelding. Hij is geboren omstreeks 1560, duikt voor het eerst op in 1590 met Triptiek met de maagdschap van de Heilige Anna. Waarschijnlijk is hij een leerling van Maarten De Vos. In 1591 huwt hij en er volgen negen kinderen. Hij schildert grootschalige schilderijen bij elkaar – vooral voor kerken in en rond Brussel – alsook elegante mythologische taferelen. Voor iedereen die ze wil hebben.
Hij overlijdt in 1630.

“Eerst en vooral: zijn privéleven was saai. Zeker als je het vergelijkt met dat van Rubens, die een leven had dat tot de verbeelding sprak, die op de thee ging bij de groten der aarde en trouwt met een meisje van zestien.
Toch krijgen we een bijzondere inkijk achter de schermen van het leven van de kunstenaar. Toen De Clerck stierf, zetten  twee van zijn zonen zetten dat atelier voort. Dat betekent dat zij de ateliertekeningen van hun vader  moeten hebben geërfd. Tekeningen zijn voor een kunstenaar van onschatbare waarde, want het zijn de modellen die je kan laten recycleren voor nieuwe composities. Het is je artistieke kapitaal. Wellicht hebben de zonen De Clerck daarover gediscussieerd. We zien dat een van de twee wellicht de originelen kreeg van de vader en dat de andere zoon er kopieën van heeft gemaakt. In elk geval: op het moment dat die ene zoon sterft, kwamen de zowat 350 tekeningen op de markt. Het bijzondere is dat ze als één geheel werden verkocht en nog altijd samen worden bewaard.
Tal van die tekeningen kan ik koppelen aan bestaande schilderijen. Van andere kan je vermoeden dat er schilderijen van zijn gemaakt. Het is interessant om zien hoe die tekeningen soms door censuur zijn aangepast. In mijn boek staan bijvoorbeeld tekeningen van de zeven planetaire goden. Oorspronkelijk moeten die naakt geweest zijn, maar je ziet dat er schaamlapjes zijn overgetekend. Heel schattig.”

Er is een hoofdstuk over ‘Het kuise woud’, ‘Pervers voyeurisme’, ‘Kuisheidskampioene’ en ‘volmaakte zielen/volmaakte lichamen’.

“Dat draait om de schilderijen die De Clerck maakte met voorstellingen van Diana. Zij was in de zestiende en zeventiende eeuw populair in de beeldende kunst om de eenvoudige reden dat zij meestal naakt zit te poedelen met haar nimfen. Dat is een prachtig excuus voor iedere kunstenaar om naakte vrouwen te schilderen. Maar wat doet De Clerck daarmee? Hij schildert die naakte figuren heel erg klein. De achtergrond lijkt zo veel belangrijker te worden, zeker als ik je vertel dat we  die ook nog eens kunnen identificeren: Diana verschijnt hier in het Zoniënwoud. Dat was het aartshertogelijke jachtdomein. Als je gaat terugkijken naar 17de-eeuwse lofzangen – in dit geval niet zozeer op Albrecht, maar op Isabella –, dan zie je dat zij daarin voortdurend wordt vergeleken met Diana. Ze was (zogezegd) even mooi en even kuis. Je ziet dat ze, als ze wat ouder wordt en geen kans meer maakt op kinderen, helemaal de gelijke van Diana wordt. Zij kan evenmin verdragen dat haar hofdames onkuis zouden leven. Op dit schilderij zie je ook weer dat Hendrick De Clerck door te spelen met die mythologische figuren met herkenbare achtergrond, meespringt op die boot en voor de goede verstaander duidelijk maakt van: ‘Kijk, hier in het Zoniënwoud, loopt de nieuwe Diana rond.’”

In deel II heb je het over de Belgische Hercules.

“Het komt op hetzelfde principe neer: die aartshertogen – vooral Albrecht - worden geprofileerd als door en door deugdzaam. Deugdzaam moest je zijn, want dan was je de gelijke van Hercules. Wat gebeurt er met Hercules? Volgens de antieke literatuur komt Hercules bij een tweesprong: aan de ene kant staat er een mooie jonkvrouw, schaars gekleed. Zij zegt: ‘Hercules, kom naar mij en volg het mooie effen pad achter mij.’ Dat pad is helemaal gelardeerd met mooie vrouwen, drank, lekker eten en alles wat een mannenhart verlangt. Langs de andere kant staat er een vrouw die er veel strenger uitziet. Zij zegt: ‘Nee Hercules, volg het steile en stenige pad hier achter mij: het is vol moeilijkheden en doornen en alle soorten problemen, maar bovenaan wacht u eeuwige roem en onsterfelijkheid.’ Eigenlijk komt dat neer op het  leven dat ook de christen moet leiden: je moet deugdzaam zijn en het steile pad volgen als je naar de hemel wilt. En Albrecht blinkt natuurlijk uit in die deugd. In al Hendrick De Clercks schilderijen – dat is de rode draad ­ wordt de aartshertog afgebeeld als door en door deugdzaam en rationeel. Hij weerstaat aan al die driften en alles wat lekker en mals en sappig is. Als je dan toch de ambitie hebt om je te profileren als de gelijke van God of zelfs als de nieuwe Jezus Christus - want daar gaat het uiteindelijk naartoe - dan moet je wel dat steile pad van Hercules kiezen.” 


In het boek haal je ook de intellectuele tandem aan: de samenwerking van De Clerck met één of meer geleerden.

“Dat gaat over de vraag: ‘Bedacht Hendrick De Clerck dat nu allemaal zelf of had hij daar hulplijnen voor?’ Wellicht was het een combinatie. De man was zeker niet dom. Hij was lid van een rederijkersgilde en dat impliceert dat hij grondig vertrouwd moet zijn geweest met al die mythologische parallellen en vergelijkingen in die beeldtaal. Anderzijds weten we dat hij contact had met Philips Numan, de Brusselse stadssecretaris. Een humanist die een paar bizarre geestige traktaatjes heeft geschreven en waar het ook de hele tijd gaat over het feit dat je deugdzaam moet zijn en je je niet mag overgeven aan de ondeugd, enz… Daarnaast is er misschien ook nog een lijntje met Justius Lipsius, een van die ronkende namen bij de humanisten. Van hem weten we zeker dat hij de aartshertogen advies heeft gegeven voor minstens één schilderij. We weten dus dat het zo werkte: dat er soms geleerden aan te pas kwamen om suggesties te doen en dat het aartshertogelijke hof zelf  toch wel een stevige vinger in de pap had. De Clercks schilderijen vertolken dus zeker niet zijn hoogstpersoonlijke mening. Hij was een slimme werknemer van de aartshertogen!”

In deel III heb je het over het kruispunt tussen hemel en aarde. Het kip of het ei. Jezus Christus versus  aartshertog Albrecht.

“Daar wordt het hele verhaal uiteindelijk verder gedreven. In de mythologische beeldtaal krijgen we aartshertog Albrecht als held. Ik heb hem daarnet vergeleken met Hercules, maar in de schilderkunst zal Albrecht vooral worden gelijk gesteld met de zonnegod Apollo die symbool staat voor al dat rationele, die wijsheid en die deugdzaamheid. Apollo, de zonnegod, valt op allerlei vlakken samen met Jezus Christus, die ook een soort van zonnegod is. Christus is de ‘zon van de rechtvaardigheid’. En hij is verrezen uit de dood, net zoals de zon iedere avond onder gaat, maar iedere ochtend weer opkomt. In de religieuze schilderijen die Hendrick heeft gemaakt voor het aartshertogelijke hof, ziet dat die parallel wordt verder getrokken en Albrecht niemand minder wordt dan de teruggekeerde Jezus Christus. Isabella mag niet achterblijven: dat is de nieuwe maagd Maria die samen met haar Albrecht het einde der tijden zal inluiden. Dan zal een eeuwigdurend rijk van overvloed en vrede en rechtvaardigheid aanbreken. Het kan niet op. Door Albrecht met Christus te gaan vergelijken en Isabella met de maagd Maria, wordt hier eigenlijk zoveel gezegd als: ‘Hier in de Nederlanden zal het einde der tijden plaatsvinden en zal die oorspronkelijke kosmische orde worden hersteld. Grootser dan dat wordt het niet.’
Maar kijk, je bent zo groot als je jezelf maakt in de kunst.”

Deel IV gaat over het nieuwe Eden: de tuinen van het Coudenbergpaleis.

“Dat nieuwe Eden ligt in de lijn van wat ik al kort vertelde: over het feit dat de aartshertogen hier in de Nederlanden het aards paradijs zullen herstellen en zo: de harmonie van de schepping. Albrecht en Isabella doen dat in de schilderkunst, maar ze proberen het ook in de praktijk: door in hun tuinen allerlei exotische beesten en planten samen te brengen en zo een levende catalogus van de hele schepping samen te stellen. Daardoor krijgen ze kennis van de hele schepping, en kennis is macht: wat je kent, kan je gaan beheersen. Van Adam zeiden ze in de late middeleeuwen trouwens ook dat dat hij de eerste wereldheerser was, want volgens de bijbel had hij de dieren een naam gegeven. Adam als eerste wereldheerser ­-- en Albrecht zal dan wel de laatste zijn geweest...”

Wat heeft hij – en uiteindelijk het boek - jou geleerd?

“In alle eerlijkheid: ik wilde Hendrick De Clerck in eerste instantie helemaal niet onderzoeken. Ik vond zijn werken niet mooi en zijn leven oersaai. Tegen wil en dank ben ik dat doctoraat over hem begonnen, maar de eerste drie jaar van mijn onderzoektijd was ik eerlijk gezegd niet meteen van plan om dat onderzoek af te werken. Het is pas toen ik in de Duitse collectie ben beland waar nog steeds honderden van zijn tekeningen worden bewaard, dat mijn interesse werd gewekt. Ik hou van dat historisch-politieke verhaal: kunst als propaganda heeft mij altijd geboeid. In die zin ben ik vervolgens enorm ontspoord en van afkeer ben ik in totaal blinde passie beland. Als Hendrick De Clerck me iets heeft geleerd, is het dat je je nooit moet baseren op eerste indrukken. Ieder schilderij vertelt een verhaal dat een vervlogen wereld tot leven kan wekken als je er goed naar kijkt – kijken is zo belangrijk –, als je je inleeft en inleest in de context waar het tot stand is gekomen. Dan wordt ieder schilderij een beetje magie.”

Hilde Van Canneyt

Info
Katharina Van Cauteren, Politiek & schilderkunst. Hendrick De Clerck (1560-1630) en de keizerlijke ambities van de aartshertogen Albrecht en Isabella, Lannoo, Tielt, 2016, 416 p.

De expo Voor God & Geld. Gouden tijd van de Zuidelijke Nederlanden loopt van 17 juni 2016 tot 1 januari 2017 in het Caermersklooster in Gent. www.voor-god-en-geld.be




statcounter