Nieuw boek uit

Nieuw boek uit
4321 vragen aan 123 kunstenaars

Interview met Carla Arocha en Stéphane Schraenen



Interview met Carla Arocha (1961) en Stéphane Schraenen (1971), 
Antwerpen, september 2014




Hilde Van Canneyt: Hallo Carla, je bent afkomstig uit Venezuela. Hoe ben je in contact gekomen met beeldende kunst? Want je hebt ook een wetenschappelijke opleiding als biologe genoten. 

Carla Arocha: Mijn familie was enorm in kunst geïnteresseerd. Bovendien heeft Venezuela een rijke erfenis aan moderne en hedendaagse kunst met Jesús Raphael Soto, Carlos Cruz-Diez en Alejandro Otero, om er maar enkele te noemen.

HVC: Hoe ben je - via Chicago – in België beland? 

CA: Ik ontmoette Luc Tuymans in Chicago, net voor zijn tentoonstelling in The Renaissance Society. Vier jaar later ben ik naar Antwerpen verhuisd en zijn we getrouwd; dat was in 1999.

HVC: Stéphane, jij hebt eerst communicatiemanagement gestudeerd en bent daarna naar de Academie van Antwerpen getrokken. Kom jij uit een kunstminnend nest?

Stéphane Schraenen: Ik ben als het ware in een galerie geboren. Eind jaren 60 en begin jaren 70, baatten mijn ouders Galerie Contact uit in Antwerpen. In de Academie heb ik voor Grafische Vormgeving gekozen, omdat ik dacht dat het de richting was met de meeste diversiteit en de meest verschillende media. Maar daar ben ik een beetje teleurgesteld uitgekomen en het laatste jaar ben ik dan ook kwaad weggelopen uit de Academie. In plaats van in die richting verder te gaan, ben ik beginnen werken voor verschillende kunstenaars zoals Guillaume Bijl, Boy & Erik Stappaerts en Joëlle Tuerlinckx. 

HVC: Waar en wanneer hebben jij en Carla elkaar ontmoet?

SS: Omdat ik in die tijd vooral met productiewerk voor galeries en kunstenaars bezig was, werkte ik ondermeer voor het NICC (Nieuw Internationaal Cultureel Centrum), een belangenvereniging voor beeldende kunstenaars. Dat zijn tentoonstellingsruimtes, maar daar is ook het kunstenaarsstatuut uit voortgevloeid. Op een dag moest ik een werk voor Carla Arocha opstellen. Haar man, Luc Tuymans, liep daar ook rond, en zo zijn wij allemaal met elkaar in contact gekomen… 

HVC: … en begon jij haar spontaan te adviseren…

SS: Op een gegeven moment, in 2006, had Carla een overzichtstentoonstelling in de Kunsthalle Bern, en vroeg ze mij de productie te doen van een aantal werken. 

CA: Voor de tentoonstelling 'DIRT' die Philippe Pirotte en Jesús Fuenmayor cureerden in Bern, hielp Stéphane me ook bij de opstelling en de scenografie.
Daarna waren we vaak samen in Antwerpen en wisselden we veel ideeën uit, tot op het punt dat we samen aan het maken van werken begonnen te denken.

HVC: Stéphane, wat sprak jou aan in Carla’s werk? 

SS: Ik denk dat er conceptueel en esthetisch een paar raakvlakken zijn. Carla is misschien meer verbonden aan de Latijns-Amerikaanse op-art, maar er is hier een parallelle beweging geweest, waar ik zelf ook mee bezig was. In de tien jaar tussen de Academie en het moment dat ik met Carla begon samen te werken, heb ik geregeld voor de decors of regie gezorgd van films. Daar kwam mijn gevoel voor het kinetische uit voort. Ik heb het hier niet over kinetische sculpturen, maar toch over een gevoel voor het verloop van de dingen, als een soort subnarratief. Ik denk dat die twee dingen samen ervoor zorgen dat wij werken zoals wij nu werken. 

HVC: Over jouw werk, Carla, las ik dat trompe-l’oeil-technieken en een systematische verkenning van de grens van wat waarneembaar en wat onwaarneembaar is, de belangrijkste pijlers van je werk vormen. Een andere pijler is de modernistische traditie van design, dit als brug tussen kunst en everyday life. Je werk wordt formalistisch ook bepaald door stromingen van de jaren 60 en 70, de op-art, en kinetische kunst. Ook de drang naar zelfdestructie fascineert je.
“Kunst is geen expressie van de ziel. Kunst is wiskunde." is een van jouw guides.

CA: Ik heb geen formule om oplossingen te vinden voor mijn of ons werk. Ik benader ideeën op een zeer analytische wijze, waarbij elke beslissing berekend is. Dat is misschien wat je bedoelt met mathematisch. Ik ben me er wel van bewust dat deze beslissingen redelijk subjectief zijn: dat is waarschijnlijk wat je aangeeft met de raakvlakken van kunst en het leven.

HVC: Die fascinatie voor zelfdestructie loopt toch niet door in al jullie werk?

SS: Zeker niet. Dat was voornamelijk in onze eerste tentoonstelling,over de tragische dood van komiek Chris Farley ,die overleed aan een overdosis speedball in zijn appartement in de Hancock Building in Chicago. Het is eerder een onderhuids kenmerk. Het druipt er in een expo natuurlijk niet van af dat het over zelfdestructie gaat, maar eens je het doorhebt, ga je dat misschien wel opmerken.

CC: Zelfdestructie is niet mijn enige fascinatie: het is enkel een aspect van het leven, dat bij de ene meer of minder aanwezig is.

HVC: Carla, in 2005 werd je uitgenodigd in het M HKA om een interventie te doen van de collectie. Een aantal uitgestrekte wandoppervlakken in verschillende tentoonstellingsruimtes werden toen beschilderd in een subtiele caleidoscoop van atmosferische kleurvelden, die de ervaring van de bezoeker van zowel de museumruimte als van de getoonde werken beïnvloedden. Dit onder de titel ‘LUZ’, Spaans voor ‘licht’.

CA: In die interventie was ook een lichtinstallatie. Het basiselement van deze installatie was 'lichtbreking'. De refractie van lichtstralen in vele prisma’s zorgde voor het licht- en kleurenspel. Doorheen de tentoonstellingsruimtes liepen lange kleurbanden. Deze kleurcombinaties komen uit een boek voor interieurdecoratie en kleurcombinaties, die volgens dat boek emoties en gemoedstoestanden zouden oproepen. Een soort visueel woordspel: “I see the light.”







HVC: Voor de Brusselse Biënnale in 2000, maakten jullie drie installaties, waaronder de indrukwekkend fysiek aanwezige vloersculptuur ‘Circa Tabac’ (30 m2 groot en 0,5 m hoog). De titel is geïnspireerd op een art-decokader van een spiegel in een damestoilet in New York. Ik las daarover dat het gaat om ‘drie spiegelende modules, die dertig keer worden herhaald en doordrongen zijn van de beelden die buiten het werk liggen, waardoor de focus verschuift van het eigenlijke object naar de omringende omgeving, wat voor de toeschouwer misleidend en bedrieglijk werkt, alsook desoriënterend en frustrerend. Telkens je het werk op een andere locatie zet, wordt het eigenlijk een ander werk.’ Dat is een hele boterham, dus. Waren jullie zich daarvan bewust tijdens het creëren van dit kunstwerk?

SS: Absoluut!

CA:Absoluut!

HVC: Jullie hebben nu ook een bvba. Samen sterker dan alleen?

SS: Dat is eerder noodzakelijk om ons te organiseren. 

HVC: Hoe gaan jullie te werk? Elk op zijn atelier aan het werk en dingen samenbrengen, of een paar dagen per week samenkomen? Of?

SS: Na die tentoonstelling in Bern, waar we de ganse tijd hadden samengewerkt, werd Carla in 2005 gevraagd in het FRAC Auvergne, in Clermont-Ferrand. Dat is een oude, napoleontische paardenstal die omgebouwd is. We wandelden er samen rond, en op 20 minuten tijd was heel die tentoonstelling gekristalliseerd. We hadden als het ware al vastgelegd hoe we de toeschouwer wilden choreograferen, wat waar zou komen, en hoe de toeschouwer er zou moeten rondlopen. Toen we terugkwamen, hebben we samen de tentoonstelling uitgetekend en zo zijn we beginnen samenwerken. Hoewel officieel haar naam op die tentoonstelling plakte, was het eigenlijk een tentoonstelling van ons twee. Buiten Carla's taal zag je al heel duidelijk dingen die niet anders hadden kunnen ontstaan dan door ons beiden. De hele tentoonstelling was gebaseerd op een foto van Chris Farley, een stand-upcomedian die net aan een overdosis was overleden. Sindsdien hebben we een praktijk van 24 uur op 24 uur. De meeste van onze ideeën ontstaan tijdens conversaties tijdens onze reizen. Daaruit vloeien dan ideeën en schetsen. Het is niet zo dat ik vanavond thuis aan mijn pc schetsjes zit te maken.
Ik heb trouwens meer het idee dat we niet van ergens vertrekken, maar dat wij ergens áánkomen. Ons werk is de aankomst. Er is geen duidelijke lijn. Plots komt alles samen en klopt het. ‘Ons atelier’ is gewoon ‘waar wij zijn’. Dat kan in de trein of op café zijn, om twee uur ’s nachts of twee uur ’s middags. We hebben geen gestructureerde aanpak, maar je kan uit de chaos ook structuur destilleren. Al voel je na tien jaar wel dat er een natuurlijke lijn zit in hoe we te werk gaan.

HVC: Ik vermoed toch dat jullie af en toe zitten te mierenneuken over wie wat moet doen en wie wat zal uitvoeren? En dan heb ik het nog niet over de keuze van het materiaal of in welke grootte iets moet worden uitgevoerd bijvoorbeeld.

CA: Neen, het is twee maal 100%.

HVC: Bij jullie moet er wel altijd iemand toegeven of water bij de wijn doen, vermoed ik?

SS: Neen. (lacht) Die wisselwerking heb je trouwens nodig om toe te geven. Het gaat er gewoon om dat het eindresultaat meer is dan de som der delen.





HVC: Veelgebruikte materialen zijn spiegels, metaal en leder. Daarmee voeren jullie een onderzoek naar vorm, kleur, ruimte en illusoire ruimte, bewegingseffecten en optische complexiteit.

CA: Het materiaal, alsook alle andere fysieke componenten, zijn specifiek gekozen voor wat we willen zeggen. En natuurlijk zijn er vele manieren om iets mee te delen, maar wij kiezen datgene wat voor ons het best de lading dekt.

SS: Veel mensen zeggen dat we meestal met plexi of spiegels werken, maar wij werken evengoed met tekeningen, schilderijen, marmer, hout, karton, kristal, enzovoort. Afhankelijk van waar het werk over gaat, zoeken we er het juiste materiaal voor. Het materiaal is niet ons vertrekpunt. We zouden evengoed met kauwgum kunnen werken, als dat noodzakelijk zou zijn om iets duidelijk te maken.

HVC: Ik was onder de indruk toen ik al jullie verwezenlijkte werk op jullie website zag. Ik hou van jullie stijl, maar het blijft niettemin ‘koel’ werk, op het randje van (een soort) design soms. Bewust?

SS: Dat is jouw interpretatie, Hilde. Heb je al veel werk van ons in het écht gezien? Als je ons werk op het internet of op een foto ziet, dan is dat heel bedrieglijk. Omdat ons werk gaat over wat er gebeurt tussen jou en de ruimte. Het is niet interactief in die zin dat je je schoenen moet uitdoen ofzo, maar je moet vooral iets doen tussen je ogen en je hersenen. Dáár moet ergens iets gaan gebeuren: tussen het mentale en het retinale. Het gebeurt wel degelijk tussen de toeschouwer en het werk. Hoe interageren de werken onderling, en hoe sta je daar zelf tussen? Net zoals je dat met filmbeelden kan hebben, edit je zelf ook de show als toeschouwer.













HVC: Het vertrekpunt van jullie sculpturen is méér dan louter een zoekproces. Jullie werk handelt over allerlei vormen van verleiding, misleiding, zelfbedrog, illusie…

CA: Ja, op het eerste gezicht zou je dat kunnen zeggen. Ons doel is eerder ieders overtuiging in vraag te stellen, maar zonder enige morele visie op te leggen.

HVC: Voor elke sculptuur vertrekken jullie van de ruimte. Het is een onderzoek naar de uitwerking van de ruimte en de sculptuur op het publiek.

CA: Het is de tentoonstellingsruimte die de mentale ruimte samenhoudt.

SS: Ik ga even verduidelijken hoe onze tentoonstelling in het Cultuurcentrum Mechelen bijvoorbeeld, functioneert. Als we een expo ‘krijgen’, bekijken we eerst de ruimte, en dan zien we hoe we met bestaand werk of door nieuw werk te creëren, ons die ruimte eigen kunnen maken. In het geval van Mechelen hebben we er niet voor gekozen om een aantal tentoonstellingen uit het verleden te hercreëren, maar wel om de autonomie van die werken te laten functioneren met bijvoorbeeld werken van tien jaar eerder uit een volledig andere expo. Onze tentoonstelling poogt niet volledig of chronologisch te zijn, maar probeert gewoon nieuwe connecties te maken tussen al die verscheidene werken. Er zijn een aantal werken die aangepast zijn voor de tentoonstelling, aangevuld met een aantal nieuwe werken. ‘Rooms’ werd aangepast aan de ruimte. Dat is een werk in marmer dat het idee van een grondplan of opgraving uitbeeldt. ‘Frieze’ lijkt in situ werk, omdat het in de muur wordt verwerkt, maar het blijft een autonoom kunstwerk. 
Meestal als we een tentoonstelling plannen, bedenken we die tentoonstelling als een geheel. De werken zijn wel autonoom, maar maken deel uit van een geheel. Na die initiële tentoonstelling verkrijgen de werken pas echt hun autonomie.





HVC: Hoe zit het met jullie titels? Zijn het extra sleutels of… ?

SS: ... toch wel!

CA: De titels maken integraal deel uit van het werk.

SS: Evenals de keuze van de materialen, de verhoudingen en de plaatsing van de werken in een tentoonstelling.

HVC: ‘Persiana’, de titel van jullie expo, verwijst naar ‘Venetian blinds’. Je kan het interpreteren als inside versus outside, las ik.

SS: Persiana is het eerste werk dat we samen maakten en we toonden het voor het eerst in de Koraalberg. De titel kan ook een tipje van de sluier oplichten en een overkoepelend idee geven over onze praktijk en hoe deze tentoonstelling functioneert. Wat zie je? En ga je ‘als bezoeker/kijker” verder kijken dan wat er te zien is?

CA: De titel is ook een allusie op het uitlokken van speculatieve gedachten.












HVC: Hoe willen jullie dat er op de opening buiten – waar mensen een luchtje happen of een sigaretje roken - over jullie expo wordt gepraat?

SS: Ik hoop dat ze zich tenminste afvragen wat ze binnen hebben zien. Het is niet dat wij antwoorden geven, want we creëren meer vragen dan antwoorden. 

CA: Indien ze er niets van begrepen hebben, zullen ze zeker naar iets moois hebben gekeken.

HVC: Welke vragen wil je wel dat de kijker zich stelt? Levensvragen?

CA: Zoals we de kijker niet opleggen wat ze moeten denken, is het ook unfair om ons af te vragen wat ze zich moéten afvragen. Dat zou al te moralistisch zijn. Voor elk individu is het leven uniek: het gaat over al die unieke ervaringen.

HVC: Als ik jullie dan tegenkom, kan ik er misschien iets uitflappen als: “Hé, interessante expo, zeg!”

SS: Interessant? Dat zou ik vervelend vinden. Als mensen ‘interessant’ zeggen, bedoelen ze meestal niet veel goeds, Hilde. Misschien moet jij maar op de tentoonstelling aan een paar mensen vragen wat ze van de expo vinden. (lacht)

HVC: Ik ben nog niet helemaal mee met jullie verhaal hoor, maar enfin.

SS: (lacht) Kom gewoon naar onze tentoonstelling zien!




HVC: Waarom hebben jullie voor het Cultuurcentrum in Mechelen gekozen?

SS: Ik vind het interessante ruimtes, en ik wist dat de samenwerking met Koen Leemans fijn ging zijn. Ook omdat we - na lang niets in België te hebben getoond - dit overzicht konden brengen. We kregen ook de kans om in ‘De Garage’ een kleine groepstentoonstelling samen te stellen, die 14 november opent, twee weken na onze opening. Onder de titel ‘Treshold’ maken we een expo met Dennis Tyfus, Peter Fengler, Josef Albers en Pieter Vermeersch, Pavel Büchler en Alain Franco. We zullen ook een nieuw werk van ons tonen dat nu nog in productie is in Guadalajara in Mexico.

HVC: In de perstekst over jullie nieuwe expo in Mechelen, las ik dat het tien jaar van jullie gezamenlijke praktijk markeert. Het brengt een ensemble van sleutelwerken samen in een nieuwe constellatie. ‘Waarneming’ is het kernwoord van jullie artistieke aandacht.
Ik las ook dat jullie ons willen laten binnentreden en dialogeren in een complexe wereld van optische experimenten. Visueel lijkt het op het eerste gezicht abstract en minimaal.
Jullie geven de bezoekers een inkijk in het verleden en in de toekomst. Sowieso is er ook een link met de kunstgeschiedenis.

SS: Het is aan kunstcritici om zich daarover uit te spreken. En natuurlijk hebben we affiniteit met de kunstgeschiedenis en andere kunstenaars, maar niet in een competitie ofzo. Eerder in een verderzetting en een multipliciteit. Wij kunnen ook maar bestaan doordat er andere dingen zijn. 

HVC: Maar jullie streven naar méér dan naar puur visuele schoonheid. Willen jullie ons iets doen inzien? Want ook de vormen, kleuren en materialen kies je niet zomaar…

CA: Er is een analytisch proces dat aan elke beslissing voorafgaat.

HVC: Hoe hebben jullie de publicatie – bij de expo - aangepakt?

CA: De publicatie geeft een inkijk in onze manier van werken. Alle beelden in de catalogus zijn computersimulaties die we samen met Pieter Maes maakten.
Computersimulaties maken intrinsiek deel uit van ons productieproces. We wilden dat deze publicatie exclusief over deze tentoonstelling zou gaan.

HVC: Stout vraagje: is Luc Tuymans jullie derde raadgever? Opent hij extra deuren?

CA: ‘Like minds think alike’. We spreken vaak over elkaars werk. Hij spreekt over zijn werk en wij over het onze en vice versa, dit waarschijnlijk op dagelijkse basis. En wat betreft die deuren (openen of sluiten), dat hangt volledig af van de omstandigheden en is relatief.

HVC: Er gaan misschien meer deuren open, jullie moeten het nog altijd zélf waarmaken. Maar de Belgische kunstwereld is sowieso een incestueuze wereld. 
Carla, wat is voor jou het grote verschil tussen de Belgische en de Venezolaanse kunstscene of –mentaliteit? 

CA: Elke kunstscene is verschillend. Ik ben beide erg dankbaar. Venezuela gaat door erg moeilijke tijden, maar er is toch nog stamina om door te gaan en tentoonstellingen te organiseren, ondanks het ondemocratische systeem. België is erg genereus geweest tegenover mij. En ten derde: laat ons niet vergeten dat ik in de Verenigde Staten een platform kreeg om mijn carrière te starten.

HVC: Hoe maken jullie trouwens ‘het verschil’? In welke zin zijn jullie ‘sterker’ dan andere kunstenaars?

SS: Sterker? Perseverance! Of wij ons beter voelen dan iemand anders? Uiteraard! (lacht) Neen, neen... De beste zijn? Dat soort competitie vind ik heel vreemd. Je kan alleen maar iets bijbrengen aan anderen, als andere mensen ook iets doen. Er moet multiplicatie zijn, dat hangt allemaal samen. Het gaat over een visie doorgeven.
Wij zeggen soms voor de grap - al is het niet grappig: “Als wij niet hadden samengewerkt, hadden wij elkaar tegengewerkt.”“If you can’t beat them, join them.” (lacht) Misschien was er dan wel competitie geweest, áls wij dan al een verschil maken. Ik ken heel weinig werk dat functioneert zoals het onze.

HVC: Bij jullie voel ik zo niet die ‘Weltschmerz’ zoals ik die wel bij andere kunstenaars voel. Met zijn tweeën zál het dan ook wel leuker zijn.

SS: Neen, Weltschmerz niet, neen. Maar ik kan me niet meer goed inbeelden hoe het daarvoor was, omdat ik de laatste tien jaar zo heb gewerkt.

HVC: Maar je ziet jezelf niet in je uppie in een atelier zitten knoeien?

SS: Neen. Daarom heb ik veel respect voor en een hang naar werken met cinema. Film kan je ook niet alleen maken. Iedereen kent daar zijn plaats en weet wat hij daar juist komt doen. 

HVC: Maar als Carla binnen vijf jaar zegt: “Salut en de kost!”?

SS: Dat zullen we dan zien. Maar dat is voorlopig geen optie. De expo in Mechelen is ook een soort stand van zaken: wat hebben we gedaan, waar staan we nu en hoe gaan we daar mee verder? Ik veronderstel dat je die vragen sowieso bij élke tentoonstelling stelt. Ik denk dat we de laatste jaren toch grote stappen hebben gezet. Alsof we duidelijker hebben kunnen formuleren waar het probleem zit. En hoe vertel je hele persoonlijke dingen in een collaboratie?

HVC: Koraalberg was jullie vaste galerie. En nu? Staan jullie open voor … ?

SS: …absoluut! (lacht) Voor mij is het ook een raadsel waarom we de laatste vijf jaar alleen maar in het buitenland hebben tentoongesteld.

CA: Daar wordt aan gewerkt.

HVC: Als jullie er nog een paar kunstenaars konden ‘bijsmijten’, voor wie zouden jullie dan kiezen?

SS: We hebben er al grappend nog over nagedacht om alle nabestaanden van artiestenduo’s op te vangen.

CA: Ja, Peter Fischli mag zeker langskomen…

HVC: Waarvoor hebben jullie totaal geen talent?

SS: Voor huishoudelijke taken.

CA: Same here!

HVC: Maar jullie delen tafel en bed toch niet, hé?

SS: Maar toch weten we dat van elkaar na tien jaar samenwerken. (lacht)

HVC: Is er een aan/uit-knop? Wat doen jullie als jullie niet met jullie praktijk bezig zijn?

SS: Als tegenwicht? Zoals Sam Dillemans graag op een boksbal slaat? Neen, niet echt. Roken en drinken? (lacht)

CA: Neen, shoppen! (lacht)






Hilde Van Canneyt, 2014

Carla Arocha en Stéphane Schraenen stellen tentoon:
25/10/14 tot 21/12/14: 
CC Mechelen
Minderbroedersgang 5,
2800 Mechelen
Tel.: 015 29 40 00
Fax: 015 29 40 29
E-mail:
cultuurcentrum@mechelen.be
Website:
http://www.cultuurcentrummechelen.be 
http://www.arocha-schraenen.com

portretfoto
Olivier Pfeifer
legende


Persiana I

2007

167 x 286 x 15 cm
Gray latex paint, white acrylic and stainless steel



Cabinet 2013
Palisander, MDFf and enamelled steel
160 x 12 x 25cm

Credenza 2013
Palisander, MDF and enamelled steel
60 x 180 x 45 cm

Bed-side Table 2013
Palisander, MDF and enamelled steel
55 x 40 x 40 cm


Frieze II 2014
Fluorescent paint, MDF and plaster
Dimensions variable

Carpet 2014
Wool and silk
500 x 400 cm
edition of 3+2 AP

 Twee foto’s LUZ

1) Luz
    licht instalatie

2) Untitled (wallpainting)    en  Bernd Lohaus
 

statcounter