Nieuw boek uit

Nieuw boek uit
4321 vragen aan 123 kunstenaars

Interview met Michel Couturier



vorig interview: Johan Van Geluwe, volgend interview: Agnes Maes
Interview met Michel Couturier (1957), Brussel, maart 2013.
(Het interview vond plaats in het Nederlands, Frans en Engels door elkaar (Michel Couturier spreekt Frans), vandaar de eenvoudige uitwerking in taal.)



Hilde Van Canneyt: Hallo Michel, je bent nu 55 jaar, je zit al een poosje in de kunst(wereld). Herinner je je nog wanneer je voelde dat je ‘voor de kunst’ wilde gaan?
Michel Couturier: Ik ben in Luik aan mijn studies fotografie begonnen om tijd te hebben om muziek te spelen. In die tijd speelde ik gitaar en dwarsfluit en feitelijk wilde ik naar het conservatorium, maar onderweg ben ik van mening veranderd. Ik ben dan beeldhouwen gaan studeren, o.a. in ‘La Cambre’ en in het ‘ERG’. Het is door die opleidingen dat ik hedendaagse kunst heb leren kennen, want ik kom niet bepaald uit een cultureel gezin. Vanaf wanneer ik de smaak te pakken kreeg, was er niets anders meer dat ik wilde doen. Al wist ik op dat moment nog niet precies wàt en hoe.

HVC: Wat deed je na je studies?
MC: Ik werkte bij een lokale televisie, omdat ik in die tijd veel video’s maakte en daar ben ik twee jaar gebleven. Daarna werkte ik in het audiovisueel centrum op de universiteit. Nu doceer ik op Sint-Lucas in Doornik beeldende kunst.

HVC: Ik heb het interview vooral opgebouwd rond de reeksen op je website.
In de inleiding staat: “Hij werkt voornamelijk met fotografie en video in relatie met sculptuur, architectuur of de publieke ruimte. Sinds 2011 werkt hij veel rond de periferie van de steden, het mythologisch verhaal en de onverwachte overblijfselen.”


HVC: Laten we het hebben over je reeks ‘Périphéries’ (Outskirts). Je maakte zowel een video, alsook affiches over snelwegen, parkeerplaatsen en shoppingmalls. Het was een kritische tussenkomst van jou op openbare plaatsen: plaatsen die altijd een bepaalde en eenzelfde stedenbouw hebben en heel bevreemdend van aard zijn.
Die affiches met een stuk tekst onder, hing je dan op zijn plaats weer op andere openbare plaatsen zoals in de stad, in een reisbureau of in een ondergrondse parkeergarage.
MC: Toen ik naar Brussel verhuisde, interesseerde ik mij voor de rand van Brussel. Toen ik dan naar Rijsel verhuisde, was het dus vanzelfsprekend dat ik daarrond wilde werken. In Rijsel zie je veel kleine huizen met daarrond veel Shopping malls, te vergelijken met de Romeinse kampen rond het dorp van Asterix. Ik ontmoette daar twee bekende links- radicale marxistische filmregisseurs: Jean-Marie Straub en Danielle Huillet. Als je ze hoort spreken, hebben ze het altijd over grote geschiedkundige theorieën. Hun discours is langs de ene kant noodzakelijk, maar langs de andere kant zou je het bijna belachelijk kunnen noemen. Ik heb een remake gemaakt van hun film op mijn affiches met landschappen. De tekst die je onder de affiches ziet, is van Cesare Pavese, een Italiaanse schrijver die in 1950 die ‘Gesprekken met Leuco’ schreef, over personages in de mythologie. Het waren de oorspronkelijke verhalen van Homerus. Het is het idee van het gezag van het kapitalisme. Daarnaast is het ook het idee van een tijdelijke kloof in de werkelijkheid. Deze kloof zou ons verschillende tijdperken laten waarnemen en zo de consumptie en haar omgeving anders en - hoop ik – scherpzinniger beschouwen.


HVC: Die foto’s van de parkings van shopping malls, heb je dan ook weer overal in reclameborden in openbare ruimtes gehangen. Dit om de mensen even te doen stilstaan bij de combinatie van dat beeld van ‘lege plaatsen’ versus een tekst ‘om door te denken’?
MC: Inderdaad.

HVC: Je hebt ook een reeks: ‘Zones de Chalandises’ gemaakt.
MC: Dit is een reeks die ik oorspronkelijk maakte voor een architectuurtijdschrift, maar uiteindelijk is het in een boekje uitgegeven en heeft Raymond Balau teksten geschreven. ‘Zone de Chalandise’ is een woord uit de marketing en wil zeggen: de geografische ruimte/zone rond een shopping mall waarin mensen mogen komen.


HVC: Je hebt een ‘doorlopende’ reeks die nog verder loopt. Het zijn gefilmde performances, ‘Bonfires’ genaamd.
Deze actie werd in verschillende steden herhaald: een groepje mensen wandelt door de straten en verzamelt brandbaar materiaal. Als het donker wordt, wordt alles in brand gestoken. Je kan het zien als een baken in het stadslandschap: het brandend vuur representeert de huidige staat van de evolutie in de stad.
MC: Als ik naar een stad ga, probeer ik mensen te zoeken die betrokken zijn met de stad: urbanisten, architecten, kunstenaars… We komen samen, discussiëren en proberen zo tot een compromis te komen waar we na een dag materialen verzamelen, een vuur kunnen maken. Ik vraag ook nooit toelating om dat vuur te maken. We moeten dus een geschikte locatie vinden, zodat we ook geen last met de politie krijgen. In de eerste plaats moet het veilig zijn natuurlijk. Dat vuur zie ik als een signaal in de stad. Ik ben inderdaad aan het uitzoeken waar ik die acties nog kan doen en ik ben nu aan het onderhandelen in Marseille en in Brussel om deze acties te ondernemen. Ik zie het als een portret van de ontwikkeling van een stad.

HVC: Mensen die nieuwsgierig zijn naar je ouder werk, kunnen op je website je werk ‘Scenes, voyage Orphée’ (’97), ‘Les fumeurs’ (’98), 'Glasgow pictures’ (’98) en 'Essays burlesque' (2001) ontdekken. Wil je nog iets kwijt over je manier van werken toen en nu? Of heb je nog altijd dezelfde filosofie?
MC: In de periode tussen 1995 – 2001 was mijn werk eerder een zoektocht. Later besliste ik om gerichter te werk te gaan rond een bepaalde problematiek, zoals de geschiedenis, de “openbare” ruimte en de vrijheid.


HVC: In 2001 maakte je een toffe video met een geluidsinstallatie. Je zette twee video-installaties in twee tegenovergestelde richtingen. Zoals een kat en een hond elkaar teasen, gaan de vrachtwagens vooruit en weer achteruit. De sound die je erbij hoort is bijna even belangrijk als het beeld in dit werk.
MC: Het werk heet Les camions. Het werd getoond tijdens de tentoonstelling ‘Belgian System’ in Tour et Taxis in 2001.


HVC: In 2003 maakte je plastieken munten van één euro. Was dat een spielerei of… ?
(Hij haalt een zak met muntjes uit de kast.)
MC: Bureau des Compétences et des Désirs uit Marseille geeft altijd een multiple weg. Zo heb ik die muntjes laten maken met de zin: ‘Les choses seules, alors il arrivait des choses, maintenant tout est devenu paroles, illusion menaces ‘ Of het een symbolische waarde heeft als ik dat aan jou geef? Welja, het dient als muntje voor de warenhuiskarretjes, het is dus symbool voor de consumptiemaatschappij. In die periode was er ook de omschakeling naar de Euro. Dit muntje zou evengoed ook kunnen circuleren. De zin die op het muntje gedrukt staat, komt ook van ‘Dialoghi con Leuco’ van Cesare Pavese, zoals je ook op mijn  affiches las. De muntjes zijn een voortzetting van het werk ‘Périphéries’.


HVC: Een werk dat je realiseerde tussen 2005 en 2008 is ‘Hitting the city’, een installatie die bestaat uit een videoprojectie en uit een zwart/wit kaart – een plan van de stad Rijsel – die je op de grond had gelegd en waar mensen op konden staan.
MC: Op de videoprojectie zie je een jong koppel – ik zie ze als twee Kuifjes – die door alle common places van de stad lopen. Op een plattegrond zijn alle plaatsen in feite ‘gelijk’. Het was een plan van het kadaster dat ik had opgevraagd. Op dit plan zie je alle privé-eigendommen. We kunnen als we dat willen, onze eigendom erop herkennen. De plaatsen waar we soms naartoe gaan en de plekken waar we nooit komen. Je kan het zien als de “objectieve” stad versus de “subjectieve” stad.


HVC: In Luik maakte je silhouetten in zwart plastiek vilt, maar het symboliseert méér: het zijn sporen van mensen van Hiroshima.
Op de muur van ‘Het klein kasteeltje’, waar asielzoekers zitten, maakte je ‘Negative shadowpieces’ (2005). Je ziet er twee silhouetten van vluchtende mensen. Hiermee wil je een kloof dichten tussen hen, de buurt en de voorbijgangers.
MC: Wat me interesseert is de manier waarop mensen in de stad zijn, hoe ze zich gedragen of profileren… Op één kilometer zijn er in een stad verschillende manieren om burger te zijn. Je hebt vluchtelingen, bankiers, winkeliers, cafébezoekers, druggebruikers…
Wat betreft ‘Shadow Piece’ in Luik: de referentie naar Hiroshima is een mogelijkheid om het werk te lezen, maar het is in geen geval een eenzinnig symbool. Er mogen ook lichtere interpretaties zijn.


HVC: Als ik naar je tekeningen kijk, zie ik alleen maar een groot wit vlak met daarop een soort verticale zwarte print.
MC: Mijn tekeningen komen rechtstreeks uit de fotografie. Het zijn kleine details die ik uitsnijd en uitvergroot. Het is meestal een interessante verticale vorm die me interesseert. Welk effect ik ermee wil bereiken? Ik vind het interessante vormen. Ik kijk sowieso naar alle vormen die zich in een stad bevinden. Ik hou ook van oude mythologieën, mensen mogen er naar kijken als naar een vlag of vaandel van een leger of als een afbeelding van een totem. Het is ook een beetje een allusie op grote bedrijven die hoge torens bouwen.

HVC: Door wie ben je beïnvloed in je kunst?
MC: Ik heb nooit een meester gehad, ik vlucht ervan weg. (lacht)
De eerste kunst die me interesseerde was de arte Povera en de land art.

HVC: Wat heeft jouw werk dat andere werken van andere kunstenaars niet hebben?
MC: Dat is een domme vraag Hilde.


HVC: Voel je dat je nog veel te vertellen hebt? Bruist het constant van de ideeën?
Of is het eerder geldingsdrang?
MC: Heb je geen andere vraag Hilde?

HVC: Maatschappijkritische dingen maken ligt je wel… Vind je dat belangrijk als kunstenaar?
MC: Mijn vertrekpunt is geen discours op zich. Het gaat altijd over een ervaring en dan de reactie erop door het produceren van een werk. Als er al kritiek is, is die nooit eenduidig en wordt dat door de toeschouwer - en ik ben de eerste toeschouwer van mijn werken - toegevoegd.

HVC: Henry Miller zei: “Een kunstenaar die volkomen bewust wordt, houdt op kunstenaar te zijn. Akkoord?
MC: Ja, men werkt altijd op de grens van het bewustzijn en op de grens van zijn capaciteit in de gevarenzone van de onzekerheid.

HVC: Je bent op dit ogenblik gast-curator van ‘ECHO’, in het Gentse croxhapox.
De Waalse kunstenaars die je daarvoor uitgekozen hebt zijn GuyWoueté, Marc Rossignol, Marie Zolamian en jezelf. Uit Frankrijk is Erwan Mahéo te gast.
(Weet iemand hoe het komt dat wij zo weinig vertrouwd zijn met die Waalse kunstenaars? Misschien moeten we daar verandering in brengen?)
MC: Ik heb voor de expo een tekst gemaakt waar ik de inhoud van de expo toelicht. Dit is de inleiding:
'Om haar te straffen werd de nimf Echo vervloekt door Hera, waardoor ze niet meer kon praten. Ze was alleen nog in staat om de laatste woorden die ze had gehoord, te herhalen. Ze werd een geluid zonder voorkomen. Een echo is iets wat achterblijft, iets wat opnieuw de kop opsteekt, een verschil, een vervorming, een herhaling. Een allegorie? Zonder twijfel: iets weghalen en in een andere context plaatsen, niets zeggen, maar aanwijzingen of een naam geven. De allegorie is een teken in rust, in afwachting.' (enz.)

Het gaat niet over een Waalse tentoonstelling of een tentoonstelling “onder vrienden”. Ik heb het voorstel van Laura (artistiek directeur van croxhapox) serieus genomen. Ik heb de kunstenaars en ook hun werken gekozen zoals ik mijn eigen werk maak. Ik ben op een intuïtieve manier te werk gegaan met drie ideeën in mijn hoofd: allereerst het spanningsveld tussen sociale en politieke werkelijkheid en verbeelding. Daarnaast verticale vormen en tot slot een zicht op of door het verloop van de tijd.
Ik heb deze “ideeën” of sporen aan elke kunstenaar voorgesteld. Ik heb hen verteld aan welke van hun werken ik dacht. Daarop hebben ze gekozen om dat werk tentoon te stellen - of een ander werk, soms een nieuw werk – en te tonen in dezelfde trend. Daarna verliep de montage van de tentoonstelling erg vlot. De plaats van de werken en hun relatie met elkaar waren een evidentie.

HVC: Welke eigenschap moet en kunstenaar hebben om ‘goed te zijn’?
MC: Hilde, ik vind dat geen goede vraag.

HVC: Welke eigenschap moet een curator hebben om goed ‘te cureren’?
MC: Dat vind ik ook geen goede vraag.

HVC: Is geld belangrijk als kunstenaar?
MC: Heb jij geld voor mij?

HVC: Nog arty dreams verder?
MC: Heel zeker!

Hilde Van Canneyt, copyright 2013-03-18

Michel Couturier stelt tentoon:

E C H O
17/03/2013 - 14/04/2013. Works by Erwan Maheo, Marc Rossignol, Guy Woueté
and Marie Zolamian. Artist-curator: Michel Couturier
Croxhapox
Lucas Munichstraat 76-82 B-9000 GHENT Belgium +32-471-44 13 62
info@croxhapox.org -
http://croxhapox.org
open from Thursday till Sunday 2 - 6 pm

Kunstroute ‘Kortrijk Vlaandert, van provincie naar provincie’
Van 1 juli tot 18 augustus in het Kortrijkse stadscentrum.

www.michelcouturier.com

statcounter