Nieuw boek uit

Nieuw boek uit
4321 vragen aan 123 kunstenaars

Interview met Daniël Dewaele



vorig interview: Honoré d'O, 
volgend interview: Koen Broucke (nu expo in Light Cube Art Gallery, Ronse)

Interview met Daniël Dewaele (1950), Waregem, 3 jan 2013.

Ik heb met Daniël Dewaele afgesproken in BE-PART, het platform voor hedendaagse actuele kunst in het West-Vlaamse Waregem, waar zijn solo-expo ‘Selected Projects’ momenteel loopt… We drinken eerst een potje koffie in de keuken om rustig door mijn vragen te walsen… 


Hilde Van Canneyt: Hallo Daniël, als eerste zou ik graag iets aanhalen uit wat ik las in de expo-recensie in De Standaard, geschreven door Sam Steverlinck. Hij schreef dat er  verschillende pijlers zijn in je artistieke activiteit: je hebt je atelier verruilt voor de openbare ruimte, je stelt op licht ironische wijze de kunstwereld ter discussie en je speelt met de conventies van de kunstwereld terwijl je tegelijkertijd ook sociaal geëngageerd ben.
Klopt dat?
Daniël Dewaele: Klopt allemaal. Het ene sluit het ander niet uit.

HVC: Ik las dat je kunsthumaniora hebt gevolgd. Voelde je op je zestiende al dat je iets anders wilde doen dan de anderen?
DD: Ik vond op mijn achttiende al dat een kunstschool voor mij totaal overbodig was. Toen al dacht ik: “Ze zitten ernaast.”

HVC: Dan was je al van toen een zelfverzekerd individu als je je slimmer dan de leraars voelde?
DD: Neen, ik was niet zelfverzekerd, maar ik dacht dat ze het niet bij het rechte eind hadden: alles werd gereduceerd naar het technische kunnen. Ze hadden niet door dat een kunstenaar een taal ontwikkelt, een discours uitbouwt. Dus zeiden ze: je kan dit ook - waarmee ze kopiëren bedoelden. Ze zaten over de ganse lijn fout en niet enkel in het secundair onderwijs.

HVC: Heb je nu nog altijd de mentaliteit dat je geen leermeesters wilt hebben? Of dat je vindt dat de andere kunstenaars bullshit vertellen?
DD: Do not follow leaders, they watching parking meters… Ik vind gewoonweg dat je je eigen weg moet gaan.

HVC: Vind je dat iedereen – op elk gebied – meer zijn eigen weg moet gaan?
DD: Dat vind ik wel. Door te “volgen”, wéét je niet. Een sprong in het zwarte gat moet je wagen.

HVC: Ambacht - in die zin dat Michaël Borremans ook als schilder naast de genoemde ‘genialiteit’ ook ‘een ambacht’ bezit - is er in jouw werk niet te bespeuren.
DD: In een werk van een schilder moet je daar meestal wel ‘de hand’ in zien. In mijn werk is dat niet zo belangrijk. Alhoewel dit bij een schilder ook niet het voornaamste is. Het gaat om wat hij te vertellen heeft. Maar zo vond ik dat bij het schilderen, het schilderen zichzelf in de weg stond. Ik ben er dus nooit aan begonnen. Ook vond ik dat het maken van een schilderij al op voorhand “gepatineerd” is: a-priori kunst. Het is beter dat de tijd “patineert”.
Mijn werk begrijpen is mijn discours begrijpen. Esthetische ervaring speelt minder een rol. Het vraag dus wel wat engagement van de kijker om te zien dat al wat ik onderneem aan elkaar gelinkt is.

HVC: Als mensen niet mee zijn met je werk en stomme opmerkingen geven, hoe ga je daar dan mee om?
DD: Ik kan er mee omgaan. Ik tracht dit te plaatsen.

HVC: Ik las dat deze expo wat was opgevat als een archivering. Ik heb natuurlijk alles kunnen lezen wat in je nieuw boek staat, maar velen komen hier binnen zonder background over je werk. Al zullen het tenminste geïnteresseerden zijn met al enige achtergrond in cultuur of kunst.
DD: Zelf vind ik mijn werk niet zo moeilijk. Ik betracht duidelijk te zijn. Natuurlijk kan ik moeilijk inschatten hoe mijn werk wordt gepercipieerd. Enige informatie is nodig. Maar ook zonder info en met wat engagement, moet het lukken. Denk ik.

HVC: Kunst=communicatie voor jou. Ik las dat galeries en co eigenlijk dienen als ontmoetingsplaats en het - zeker op vernissages - veredelde ontmoetingsplaatsen zijn met eigen sociale codes en gedragingen.
DD: Dat is zo. Proberen te doorbreken die handel!


HVC: Voor deze expo heb je een nieuw werk gemaakt dat in de lijn ligt van je ouder werk. Een installatie waar we in zes talen flarden tekst op de muur aantreffen, met in het midden een glazen kast waar we allerhande documenten in vinden. Daarin ligt een brief waar je aan de Dienst Burgerzaken van Waregem vraagt naar het aantal allochtonen – mag dat woord nog gebruikt worden? – en hun nationaliteit. Er ligt ook een boekje van BAM (Instituut voor Beeldende, Audiovisuele en Mediakunst) naast, dat je ook in die zes talen liet vertalen. Dit doe je om de minderheden die zich buitengesloten voelen aan te spreken.
Daarmee ben je niet aan je proefstuk toe: zo laat je zelfs af en toe in een vreemde taal een stuk verschijnen in een Nederlandstalige krant. Zo draai je het perspectief om: zo voelen wij ook eens hoe het voelt dat buitenlanders onze kranten niet kunnen lezen… Dat aspect is iets waar je graag mee speelt.
DD: Het gaat ook over het aspect van hoe taal een beeld wordt. Als je een taal niet kan lezen, wordt taal een beeld. Dat speelt in mijn werk een heel grote rol. Ik wil met talen werken die enorm afwijken van ons alfabet. Voor de Be-Part installatie had ik geluk. De zes talen die ik koos op basis van het grootste aantal allochtone medeburgers in Waregem, waren toevallig talen die aan mijn concept tegemoet treden: het Turks, het Arabisch, het Oekraïens, enz…


HVC: Vorig jaar heb je in croxhapox te Gent ook iets soortgelijks gedaan: je hebt de tekst met de doelstellingen van het experimenteel kunstencentrum croxhapox vertaald in de tien talen van de allochtone Gentenaars en die op de witte muren aangebracht.
DD: Voor mij gaat het vooral om de attitude. Je kan moeilijk verwachten dat de totale Turkse gemeenschap, om maar die taalgroep te noemen, naar het werk komt kijken. Daar is het mij niet om te doen. Hen vertegenwoordigen via hun taal, daar gaat het om.

HVC: Wat wil je dan vooral duidelijk maken of aankaarten? Dat ze nog meer werk moeten maken om “onze anderstalige medemens” Nederlands te doen leren?
DD:  Wat ik hier gemaakt heb, in Be-Part,  is alleen maar te bezichtigen voor mensen die hier komen en ik ben me ervan bewust dat we hier heel weinig allochtonen zullen zien. Bij de anderstalige inlassingen in kranten is dit anders: het werk ligt dan bij wijze van spreken bij de krantenboeren op duizenden exemplaren voor het grijpen.

HVC: Wil je ons, “kunstminnaars” dan duidelijk maken hoe die mensen zich dagelijks voelen?
DD: Ik wil vooral bloot leggen hoe dingen werken. Een krant moet verkopen. Er zijn heel wat elementen die spelen. Ik had aanvankelijk gedacht: “Ik ga een volledige voorpagina van een krant in het Arabisch maken.” Maar de meeste kranten hebben op mijn voorstel niet gereageerd. Wel heb ik met het Belang van Limburg – een echte volkskrant - kunnen werken. Maar Marcel Grauls, de man binnen HBVL die mijn idee genegen was, heeft de redactie nooit kunnen overtuigen om een volledige pagina in het Arabisch te laten verschijnen. Wel heb ik 50 inserts kunnen realiseren gedurende 50 dagen, elke dag een andere taal, met daarnaast een interview met die anderstalige persoon, maar dan in het Nederlands uitgewerkt. ‘Brugge 2002’ – Brugge was toen culturele hoofdstad - heeft me geholpen met het financieren van de vertalingen. De ruimte in de krant was gratis.

HVC:. Hiermee probeer je de ruimte tussen media en reclame open te breken.
DD: Het gaat eigenlijk over ‘vertegenwoordiging’. Het is heel simpel: men is vertegenwoordigd met zijn taal binnen een andere taal. Het project noemt: ‘Nice to also be represented’.
Het feit dat ik de dure krantenruimte niet heb moeten betalen ligt aan het enthousiasme van de krantenmensen ten opzichte van het project. Je komt dit eigenlijk niet vaak tegen.

HVC: Is dat ‘krantenverhaal’ voor jou nu uitgewerkt, of ben je hiermee nog niet aan het einde van je Latijn?
DD: Mocht ik nog een kans zien…

HVC: Even wat letters uit je kersvers boek halen en kijken wat Johan Pas allemaal schrijft in zijn interessant betoog:
“Zijn vroege werk kan begrepen worden als een breuk met de picturale en sculpturale dogma’s van de jaren ’60. In de jaren ’70 is er een conceptuele strekking die door België loopt. “
In de jaren ’70 experimenteerde jij meer met assemblages van gevonden materialen als jute, plastic zeil, takken, hout… Je maakte ook tekeningen met touw en takken… werk dat naar ‘Arte povera’ neigde. Bij jou heeft zich dat geuit in een projectmatige werkwijze die in de jaren ’80 meer een object- en installatie gerichte wending zal krijgen.
In ’73 kreeg je een artistieke AHA erlebnis door de ontdekking van het boek ART POVERA? Actual or impossible art? Heeft dat boek je meer geholpen dan het kunsthumaniora?
DD: Jaja, dat zal wel zijn… Ik was toen 18 jaar en dit boek verruimde ongezien mijn blik.

HVC: Ok, je wilde toen kunstenaar worden, maar lag je dan niet wakker hoe je je brood zou kunnen verdienen?
DD: Ik heb dat eigenlijk volledig gescheiden gehouden: voor mij zijn dat twee verschillende dingen. Als je wilt je brood verdienen met kunst, dan moet je een ander soort werk maken. Oh ironie van het lot: ik ben bibliothecaris geworden in de academie waar ik zo tegen was…

HVC: Ik vind veel kunstenaars ‘té veel’ kleine zelfstandigen.
DD: De middenstands bleus - opletten wat je zegt, eigenlijk zeg je best gewoon niets - het leven is té ingewikkeld. Nu ben ik van de school af. Het kunstenaarschap heeft voor mij iets heroïsch. Economische realiteiten doen hier vaak afbreuk aan.

HVC: Dan heb je nu nòg meer tijd om met je werk bezig te zijn.
DD: Ik heb altijd tijd gehad om met mijn werk bezig te zijn. Het is een triviale gedachte dat als je een job hebt, je niet met je werk zou kunnen bezig zijn. Ik ben daar altijd mee bezig geweest. Het maakt weinig uit.

HVC: Afbakening als toe-eigening (Johan Pas): in jouw carrière zijn er veel thema’s waar je blijvend mee bezig bent geweest en nog mee bezig bent. Een voorbeeld zijn je ‘afbakeningen’. Zo heb je je foto’s van stopborden of je guerrilla-interventies, zoals toen je bijvoorbeeld de toegang van het Groeningemuseum van Brugge met kleefband afplakte. In plaats van dat je met je werk in het museum geraakte – zoals het eigenlijk zou moeten zijn - eigende jij je eigenlijk het museum als werk toe. Dit als idee van de toegeëigende artistieke ruimte.
Of zo bakende je je tentoonstellingsruimtes af met brede kleefband. Zo schilderde je de vloer zwart en schilderde je – je doet het nog – de ruimte in vierkante centimeter in witte verf op de grond.
Erna ben je ook meer van de fysieke naar de verbale afbakening bent gegaan. Zo heb je in ’78 met Flor Bex ook een boekje ‘Verboden toegang’ gemaakt met die foto’s van stopborden waarover ik het had.
DD: Overal waar ik ga en zo’n bord met ‘Verboden toegang’ of ‘Private eigendom’ zie, fotografeer ik. Zo heb ik een gans archief in zwart-wit en kleur.


HVC: Word je dat nooit beu?
DD: Wel, het is niet iets waar ik me constant op fixeer, dat is iets wat gewoon gebeurt naast de andere interventies die ik doe. Ik zoek die borden niet op, ik kom ze tegen. Het zijn ook heel fysieke beelden: ze maken het tekstueel heel duidelijk: ‘Geen Doorgang!’ Veel heeft te maken met territorium. Op microvlak: elk heeft thuis wel zijn eigen private domein. Op macrovlak: oorlogen om grenzen, om ideologieën, enzovoort. Ik denk ook dat hoe dichter mensen op elkaar leven, hoe meer ze de neiging hebben hun terrein af te bakenen. Het ultieme is wel het tekstueel te laten weten. In de weide vlakten in Schotland enz. kom je dat bijna niet tegen.

HVC: Ergens zeg je dat het woordje ‘kunst’ soms symbolisch al voldoende is om gewicht in de schaal te leggen en mensen te overtuigen om hun routines even te laten varen.
DD: Kunst is een soort kapstok om dingen kwijt te kunnen die je in andere milieus minder kan.
Alles is contextueel. Haal een werk uit de kunstcontext en het is geen kunst meer, enfin, het oude verhaal… Marcel Duchamp heeft daar al lang iets over gezegd.
De teksten in andere talen die in die kranten verschijnen, worden aangeboden als kunst. Dit idee, die inlassingen in kranten, is vanuit een reflectie over kunst gegroeid. Ik noem mij kunstenaar, dit omdat mijn activiteit niet voortspruit uit een ander gedachte dan het maken van kunst. Ik onderneem dingen die anderen niet ondernemen.

HVC: Jezelf kunstenaar noemen is toch wel een statement, vind ik altijd. Dat heeft toch altijd te maken met een soort zelfvertrouwen: “Ik kan iets wat jullie niet kunnen.”
DD: Het ondernemen van iets dat anderen niet ondernemen is toch het minste waar je je als kunstenaar bewust moet van zijn.


HVC: In ’87 lijk je je te verzoenen met de marginale maatschappelijke positie van de kunstenaar. Je legt je daardoor toe op tautologische objecten en installaties. Zo begin je meer te werken met microfoons, luidsprekers,… (Johan Pas)
Zo heb je bijvoorbeeld een luidspreker en een microfoon in een galerie geplaatst, maar de microfoon hing je tegen het plafond. Dat zou kunnen begrepen worden als een appél aan het publiek om het woord te nemen, alleen hangt de microfoon superhoog. Het is een metafoor voor massamedia, het eindeloos spreken zonder dat er iets gezegd wordt, de overvloed aan interactiemogelijkheden… (Pascal Gielen)
DD: Ik denk vooral dat het gaat over conditionering binnen het kunstmilieu. Als je een microfoon op spreekhoogte hangt, kunnen de mensen daarin spreken en kunnen alle soorten banaliteiten in de ruimte gallen. Wanneer de micro zo hoog hangt, hangt dat bijna sacraal en krijgt het als het ware het statuut zoals van een schilderij: het krijgt iets afstandelijks. Hier wordt impliciet gezegd dat het werk een autonomie heeft waar je niet mag aankomen. Zou het kunnen een ‘Verboden Toegang’ zijn?

HVC: Wil jij met je werk ook een spiegel voorhouden?
DD: Ja, maar je moet het wel op zo’n manier doen dat het subtiel is en het niet als een statement wordt gebracht en dat geen gelaagdheid heeft.


HVC: In 2003 heb je het kunstwerk: ‘I’m on holiday’ gemaakt voor de expo ‘Reisdromen van artiesten’. Daarmee wilde je de eigenaardigheid van het kunstenaarsberoep aangeven, want kunstenaars, gaan die wel op vakantie? Of hoe gaan ze op vakantie? Want een creatieve geest kan altijd en overal werken. Het scheppend idee is onbepaalbaar en onbereikbaar, maar anderzijds hebben jullie ook recht op vakantie. (~Pascal Gielen)
DD: Ik heb dat werk natuurlijk ook weer gemaakt vanuit sociologisch standpunt. Ik wilde geen werk maken als een soort escapisme voor de kijker. Ik was zelf op “escape”. Daarom is ‘I’m on holiday’ zowel een statement als een heel concreet werk. Het geeft aan: “Ik ben er mentaal en fysiek ook wel niet”. En ik laat dit je muurweids weten.

HVC: Als kunstenaar moet je ‘vrij’ zijn, maar ook vooral ‘vrij van denken zijn’ om te kunnen dromen, waarvoor je je mentaal ook moet kunnen afsluiten van ‘de vlak makende buitenwereld’.
DD: Het is dubbel hé… ‘I’m on holiday’ heeft ook een gelaagdheid: ik vind het een sterk werk. Het is bijna geen kunst meer. Dat heb ik wel met vele zaken die ik maak, dat ik denk: dat gaat er hier echt over.


HVC: Een ander werk van jou is: ‘Daniël Dewaele, kunstenaar, beeldend kunstenaar, ‘Spreekuren’’…
DD: Ik heb dat in zo’n typische ‘spreekurenkast’ voorgesteld van een advocaat. Ik wilde daarmee zeggen: een kunstenaar wordt eigenlijk geacht om beelden te maken. Alles wat hij vertelt over zijn werk, is feitelijk inferieur aan het maken van een beeld. Eigenlijk heb ik dat gewoon vertaald naar een sociologisch standpunt: ik hang dat bord aan mijn muur, terwijl ik als beeldend kunstenaar eigenlijk geen spreekuren heb. Ik ben ook niet consulteerbaar, want ik maak beelden, wat niet altijd uit te drukken is in taal.
Ik was in die tijd veel Wittgenstein aan het lezen en aan het denken hoe je iets concreet kan uitdrukken in taal en wat het verschil is tussen een beeld en een vertaalde transmissie. Want dat zijn twee verschillende zaken: het ene staat er en het andere is een vertaling. Terwijl je een beeld eigenlijk nooit kan vertalen, anders zou dat beeld bijna niet behoeven…

HVC: Lees je bewust ‘interessante stuff’ om zo op ideeën te komen?
DD: Neen, ik lees niet bewust daarvoor. Ik lees de dingen die op mijn weg komen. Het is daarom ook niet dat Wittgenstein mij inspireert, alleen maakt mij dat nog eens dingen duidelijk waar ik mee zit.

HVC: Sinds ’77 deel je al kaartjes uit op je expo’s met het opschrift ‘You’re my favourite work of art’. Uiteindelijk zijn dat maar zeven woorden, maar uiteindelijk blijft het voor jou sterk genoeg om dat al 35 jaar te gebruiken…
DD: Raar maar waar, maar dat blijft nog altijd functioneren. Wat stel ik daarmee eigenlijk in vraag? Dat er twee dingen zijn: je hebt de mensen – de bezoekers, de kijkers – en je hebt de dingen die aan de muur hangen. De dingen die aan de muur hangen kunnen ook niet zonder mensen. Want wat zou je daar dan mee zijn? Dan zouden het dingen zijn “die maar aan de muur hangen”, terwijl het eigenlijk wel dingen zíjn die aan de muur hangen. (lacht) Het intermenselijk aspect is eigenlijk ook heel belangrijk. Daarnaast heb je ook het verrassende aspect: mensen zijn meestal even van hun melk als ze zo’n kaartje met die woorden op krijgen.

HVC: Uiteindelijk blijft de mens creëren nog altijd het mooiste kunstwerk…
DD: Ik vind dat werk nog altijd een statement, omdat het in feite nog altijd zo ís. Je hebt objecten en beelden en daarnaast heb je de mens.

HVC: Pascal Gielen zijn laatste woorden in je boek zijn: “Al meer dan drie decennia leert zijn oeuvre ons vooral hoe we die openbaarheid nauwkeuriger kunnen begrijpen”.
DD: Dat denk ik wel. Ik “verklaar” met mijn werk een aantal zaken. Laat me nog eens terugkomen op “You are my favourite work of art”: “You are my favourite work of art” stelt de kunst tegenover het leven. Ad Reinhardt, de Amerikaanse abstracte schilder, heeft ooit gezegd: “Het verschil tussen kunst en niet-kunst is dat kunst a priori dood is, verstolt in haar objectmatige “zijn”.
HVC: Kunst ligt voor mij ook meer in de weg er naartoe, dan in het effectieve eindresultaat…
DD: Heel juist Hilde!

We maken nog een wandeling door BE PART…


HVC: Mensen komen binnen en onmiddellijk links zien ze je video uit 1980: ‘Over het ICC’, het kunstencentrum waar je in de jaren ’70 graag vertoefde.
DD: Dat zijn interviews die ik genomen heb voor de deur van het ICC in Antwerpen, vragende of ze het ICC kennen, of ze er soms gaan, enz. Ik heb er dan een installatie mee gemaakt: op de muren zag je wat het ICC tot dan toe gerealiseerd heeft en de video vatte ik op als een open structuur.
De mensen op straat konden zeggen wat ze wilden… Zo’n propositie kon dan.


HVC: We passeren eerst je specifieke installatie voor Be part en als we verder wandelen, zien we in kijkkasten je ‘Inserts’/inlassingen in andere talen. Het zijn gepubliceerde vertalingen, zoals in de Metro, het Belang van Limburg… In feite is het toch vooral jij die dan een binnenpretje hebt als je zo’n Metro uit zo’n kastje neemt? Want 95% van de pendelaars heeft niet door dat het als ‘kunstwerk’ bedoeld is…
DD: Inderdaad, de meesten gaan dat waarschijnlijk heel bizar vinden, zo’n stukje buitenlandse tekst, maar in feite vind ik dat heel poëtisch. Wat ik ook interessant vind, is dat zo’n krant ook een hele historiek van het moment met zich meebrengt: naast het concept waarover het eigenlijk gaat, de inlassingen in vreemde talen, duiken beelden en teksten op  die je automatisch ook mee introduceert.


HVC: Je ziet er inderdaad de tijdsgeest in: een insert in ’92, het is de tijd dat Helmut Lotti nog haar had, zie ik hier naast een kunstwerk van jou.


HVC: Ik zie hier ook een ‘Witte Raaf’ liggen, ‘dé moeilijke kunstkrant voor de totaal ingewijden’ en onleesbaar voor leken bijna…
DD: Voor dat project heb ik de woorden ‘Niet iedereen leest de Witte Raaf’ laten drukken. Ik ben daar heel duidelijk, denk ik. Het is natuurlijk een dubbel verhaal, want de Arabieren of Hebreeën kunnen de Witte Raaf al helemaal niet lezen. 


HVC: Ik zie hier een micro op een staander voor een blanco schilderij. Je zou kunnen denken dat dit het letterlijke beeld is van een schilderij dat spreekt.
DD: Neen, het gaat terug om de onmogelijkheid dat een beeld kan spreken. Het is het verschil tussen taal en beeld: het is een beeld, maar het is ook een ‘stom’ beeld en door het feit dat je eigenlijk een schilderij ondervraagt, maakt duidelijk dat je eigenlijk met twee dingen zit: je zit met een beeld en je zit met een taal buiten beeld.


HVC: Wat toon je hier in deze etalagekast?
DD: Dit is een werk uit ’77. Ik heb een hele tijd van die kleine dozen gemaakt… Waar dit werk over ging? “Hoe kan je subjectiviteit elimineren? “ Je kan dat maar op één manier en dat is door het te herleiden naar de wiskunde.” Dan dacht ik: ik maak dozen met afmetingen op en door het feit dat je die cijfers in cm2 er op zet, wordt dat ook weer heel raar: je leest 10.306,068 cm2… Maar eigenlijk is het wel juist. Dan zat ik ook met het fenomeen: “Hoe kan je nu de prijs van een kunstwerk gaan bepalen?” Ik dacht toen dat je dat het best kon doen als je dat reduceert naar een volume: een kunstwerk van 100.000 cm2 is duurder dan een kleintje…

HVC: Dat gebeurt in galeries…
Mensen die je achtergrond niet kennen, denk jij dat ze gemakkelijk in je werk komen?
DD: Ik denk niet dat ze het doorhebben, maar ja, enig denkwerk is vereist, niet?



HVC: De ‘Stops’…
DD: 432 zwart-wit foto’s in het totaal, een werk van 23 meter lang.


HVC: ‘De organisatrice laat weten dat de lezing door Daniël Dewaele: ‘De kunstenaar verklaart de volledige werkelijkheid’, volledig is afgelast. ‘
Dit werk spreekt al meer tot de verbeelding…
DD: Dit heeft ook veel te maken met die dozen, maar dat moet je ook niet allemaal gaan zeggen. Die microfoon heeft eigenlijk ook te maken met die dozen. Het is ook een mogelijkheid, een illusie: je maakt iets wat heel evident is, of op zich zou moeten evident zijn…



DD: Hilde, je loopt naar beneden, maar je hebt een kunstwerk zelfs niet opgemerkt. Het is een subtiel werk, dus ik vergeef je. (lacht)

HVC: Oei,… inderdaad, nu je het zegt: ik zie allemaal landen en cijfers ernaast.

DD: Als je van hierbinnen kijkt, zie je de hele Waregemse bevolking. Als je van buiten kijkt, dan zie je de hele Waregemse bevolking die hier níet binnen is. Het werk noemt dan ook: ‘Binnen is niet gelijk dan buiten.’ Het werk was nog toffer geweest als je niet keek op een groen grasveld met omsloten muur, maar op Waregem zelf.


HVC: We zijn hier nu in de kelder van BE-PART en wat me het eerst opvalt is een diaprojector en een bakje met bundels stencils. Bij nader kijken, blijkt daarop te staan: ‘Kunst tegen werkloosheid’.  Ik lees op het bijhorende kaartje dat het werk uit 1979 is. De zwart-wit dia’s die voorbijglijden zijn tekenend voor die jaren. Door de korrel van de dia en het lawaai van de diaprojector, heeft het werk ook een bepaalde charme. Werkloosheid is nog altijd relevant. Waarom hoorde dit werk bij deze expo?
DD: Ik beschouw het, samen met “Kunst tegen Apartheid” ,als een sleutelwerk. Dat gaat over iets heel concreets: werkloos zijn en je onderwerpen aan de dagelijkse controle. Het is een werk dat een sociale problematiek aankaart. Uiteindelijk is het een vraagstelling: waardoor?
Ik besef wel dat je een introductie tot dat werk nodig hebt. Die fotokopieën van de toen (1979) en de verschenen publicatie kunnen daarin behulpzaam zijn. Als kunstenaar kan je moeilijk inschatten hoe je werk wordt geconcipieerd.
Maar het tikkende geluid van de verspringende dia’s doen mij denken aan het afstempelen van de dopkaarten. In die twee werken zeg ik niet dat het kunst is, maar gebruik ik het begrip “kunst” alsof het een instelling is die een ethische uitspraak formuleert… Hoe minder kunst in die tijd (1979) op kunst leek, hoe interessanter ik dit vond.


HVC: In de vitrinekast ligt een plumeau waaraan een kaartje hangt: ‘For works of art only’, uit 1989…
DD: Ik had die plumeau eigenlijk liever ergens gehangen in de ruimte, maar hij zou er nooit opvallen…
Er zit een dubbele bodem in die tekst: eigenlijk bescherm ik die plumeau als een kunstwerk. De plumeau zou eigenlijk gewoon als een plumeau moeten gelezen worden. Omdat het in feite dient om het kunstwerk af te stoffen. Er zit in de presentatie een kleine denkfout, maar goed, het zal wel eens opgelost geraken.
Kijk, een schilder hangt zijn schilderijen aan de muur. Ik weet ook wel dat dat niet gratuit is en dat hij zijn schilderijen op een bepaalde manier op een bepaalde hoogte hangt, maar bij mijn werk is dat soms problematisch om juist over te komen omdat ik juist de grens opzoek in wat kunst is, wordt, of niet is of wordt…

HVC: … en juist gelezen dient te worden.
In de tweede kelderruimte valt 1.430.804 cm2 op. Witte geschilderde cijfers op een zwarte vloer…
DD: Dit is een remake van een werk uit 1977.


HVC: Voor jezelf is het een compliment als een werk 35 jaar na datum nog altijd werkt.
DD: Ik heb het gevoel dat dit met al mijn werken nog zo is: het is toch opmerkelijk hoeveel jonge curatoren dit soort werk nu interessant vinden. Een jonge Roemeense curator toont nu ook mijn werk in Extra City in Antwerpen. Het is net of de jaren zeventig terug zijn.


Napraatje aan de keukentafel van BEPART:

HVC: Hoelang zie je je nog verder je oeuvre uitbouwen?
DD: Zo lang mogelijk.

HVC: Was kunst maken voor jou al die jaren een manier van leven of van overleven? Of een manier ‘om iemand te zíjn’? Of als creatieve bliksemafleider om structuur in de chaos te krijgen? Of… ?
DD:  Neen het heeft alles te maken met mijn poging om aspecten van de werkelijkheid te begrijpen, met het vat krijgen op dingen die ik wil bevatten. Ondanks de relatie tot het sociale is mijn werk eigenlijk toch heel persoonlijk, vind ik.

HVC: Hoe zit het met het internationale verhaal? Had je daar al verder willen staan? Wil je daar nog wat ferme moves voor doen?
DD: It takes two (or more) to tango!

HVC: Welk aspect van de kunst kan je nog tot op de dag van vandaag overdonderen?
DD: Alles herhaalt zich vandaag te veel. Hoe moet je daar als museum mee omgaan?

HVC: Naar welke kunstenaars of mensen in de kunst kijk je op?
DD: Raar maar waar, ik hou van het werk van Goya én Francis Bacon.

HVC: Heb je nog een boodschap aan de Belgische kunstscene?
DD: Dat zou zeer pretentieus zijn maar….

HVC: De boodschap is:
Ik ga het in je oor fluisteren Hilde…


Hilde Van Canneyt, copyright 2013.

Nieuwe publicatie: ‘Selected projects’, 2012, Art Paper Editions (www.artpapereditions.org)
Daniël Dewaele stelt tentoon:


BE-PART
Westerlaan 17
B 8790 Waregem
+32 (0) 56 62 94 10
Open van zondag tot en met vrijdag van 11u00 tot 17u00,    
Op zaterdag enkel op afspraak voor groepen
Gratis toegang
Elke zondag tijdens tentoonstellingen: gratis gidsbeurten voor 
individuele bezoekers.
www.facebook.com/bepartwaregem
DANIËL DEWAELE, SELECTED PROJECTS
25.11.12 - 27.01.13




statcounter