Nieuw boek uit

Nieuw boek uit
4321 vragen aan 123 kunstenaars

Interview met Marcel Maeyer


(Spontaan) interview met Marcel Maeyer (1920), Gent, 4 december 2009.




Kunstenaar Marcel Maeyer werd in de jaren ‘70 internationaal bekend met zijn hyperrealistische schilderijen, maar hij heeft er een allesbehalve rechtlijnig parcours opzitten. Ik ontmoet Marcel Maeyer op de kunstbeurs Lineart, waar een hommage aan de schilder is gewijd. De dag erna zal hij door de Provincie Oost-Vlaanderen bekroond worden met een Lifetime Achievement Award.


 Eerst heb ik een gesprekje met Bieke, al 60 jaar zijn trouwe echtgenote.


Bieke: We hebben elkaar tijdens de oorlog, in oktober ’44, leren kennen, toen Marcel kunstgeschiedenis studeerde aan de Rijksuniversiteit Gent. Lang voor het digitale tijdperk, zijn we heel Europa rondgereisd om kleurendia’s te nemen in verschillende musea. Ik heb heel wat geholpen bij de samenstelling van Marcels cursus. Aan onze studie kunstgeschiedenis hebben we geen al te beste herinnering. Toen – het was oorlog - kon je alleen nog maar slechte zwart-wit foto’s bekijken, waarop er eigenlijk niet veel te zien was.

Met onze kleurendia’s wilden we de studenten waarheidsgetrouwe beelden kunnen tonen. Maar het uitbouwen en toegankelijk maken van een diatheek met duizenden dia’s vroeg toen heel wat werk: ze moesten onder glas gestoken worden, een naam en nummer krijgen, er moesten lijsten van gemaakt worden…


Hilde Van Canneyt: Jij was dus zijn persoonlijke secretaresse?

Bieke: Er was ook veel werk aan, hoor! Ook op reis hield ik alles bij. Marcel was ook op alles voorzien. We hadden zelfs een frigo in onze auto. Die dia’s moesten immers koel bewaard worden.

(ondertussen komt Marcel Maeyer erbij zitten)

MM: Aiai, moet ik hier mijn eigen koopwaar aanprijzen? Over geld hoef je hier niet te spreken, geld moet je in ontvangst nemen (lacht).


HVC: Vind je dat dan niet plezant?

MM: Dat is alleen maar plezant als je dat op een plezante manier doet, en als het schilderij goed oogt, zou ik zeggen.

HVC: Komaan Marcel, je schilderijen ‘trekken toch op iets’?

Heb je op deze jaarbeurs Lineart al werken gezien die je kunnen bekoren?

MM: In de stand hiernaast, van een Koerdische galerij, hangen kleine schilderijtjes op doek die me wel aanspreken door hun sensibiliteit en coloriet.


HVC: Sommige kunstkenners breken Lineart af omdat er te veel kitsch of ‘non-kunst’ zou zijn, maar misschien kan je in het geheel van de beurs hier en daar ook wel kleine meesterwerkjes ontdekken.

MM: Die Koerdische galeriehouder zei: “99% van wat hier hangt is geen kunst.” Maar zoiets mag ik niet zeggen, en jij mag dat zeker niet schrijven, anders gooien ze me hier buiten.

HVC: Wie heeft je uitgenodigd voor Lineart?
MM: Een jury van een aantal kunsthistorici, alleszins mensen buiten het commerciële circuit.


HVC: Deze stand van “Arcade” galerij die de showcase met jouw werken creëert, is echt wel letterlijk en figuurlijk het middelpunt van Lineart.
MM: Ik zit hier met jou te genieten van je schoonheid en je jeugd, dus dit moet dan wel het middelpunt zijn (lacht). Maar we gaan maat houden hé, Hilde.


HVC: Wat zou ik je eigenlijk allemaal moeten vragen?
MM: Niet te veel hé! (lacht)



HVC: De schilderijen die hier hangen komen rechtstreeks van je expo uit het Museum van Schone Kunsten in Antwerpen, waar je werk tussen moderne en oude meesters getoond werd. Ze tonen het Venetië waar je zo veel rondgelopen hebt.

MM: Ik heb daar wel meer gedaan dat rondgelopen, hoor. We hebben daar een drietal jaar, telkens voor een paar weken, een appartementje op de Giudecca gehuurd. We observeerden er de mensen en heel de dynamiek van Venetië. Er loopt daar enorm veel volk, en eigenlijk zijn de mensen er de hoogtepunten. Er zijn geen auto’s, geen fietsen. Je ziet iedereen tussen andere mensen lopen, op vaporetto’s zitten… Er komen bussen van buiten Venetië dagelijks hele hordes adolescenten droppen. Er moet dus wel iets te doen zijn in dat Venetië. En plots zag ik tussen al die rondhangende jongeren een enorm schoon en sexy meisje!


HVC: Was dat dat kussende meisje van wie je een schilderij gemaakt hebt?

MM: Nee nee, zo ver is het bij haar niet gekomen, dat was een andere, al heb ik wel wat kussende koppels gemaakt. Dat meisje zat daar tussen haar vriendinnen op de piazza voor de kathedraal. En plots kwam de zon op en scheen op haar blote schouders, haar cape was er net van gevallen… héél sexy!


(Ondertussen maken we een wandeling langs de stand van Lineart)



Ik heb dat meisje misschien een dertig à veertig seconden gefilmd, maar ik moest opletten dat ze me niet zag, want anders was het om zeep. Ik was zogezegd mijn vrouw aan het filmen. Je moet die verschillende schilderijen ook zo wat als een film zien, ze hebben ook iets van de ambivalente sfeer uit een schilderij van Bosch.



HVC: Is dit portret dat hier hangt hetzelfde meisje?

MM: Eigenlijk wel, maar dan meer geïdealiseerd.
Die figuren in het wit zijn jongens die erbij zaten. Er was er één van wie ik vermoedde dat hij aan het ‘foefelen’ was. Dat weet ik natuurlijk niet, ik kan het alleen maar veronderstellen. Wat ik ook fijn vind aan die schilderijen, is dat je die meisjes elkaar constant ziet aanraken, typisch voor die leeftijd.




HVC: Was je vrouw niet jaloers dat je altijd hetzelfde meisje schilderde?

MM: Ik denk het niet. Dat zijn geen vragen die ze moet stellen (lacht).

Maar vind je mijn schilderijen nu goed of niet?


 HVC: Maar natuurlijk!

Is de reeks die hier op de Lineartstand hangt ook in Venetië tot stand gekomen?

MM: Nee, die heb ik pas later gemaakt. Met dit schilderij heb ik het moeilijk gehad. Het is een jaar of twee in mijn atelier blijven staan. Ik durfde er niet meer aankomen, maar toch vond ik het te wazig. Ik schilder met acryl op de keerzijde van het doek, en als je een vlekje maakt, is dat er niet meer uit te krijgen. Maar ik hou van het weefsel, het voelen van de vezels. Kijk naar die trillingen! Je voelt dat er iets gebeurt.




HVC: Jij moet toch, als je een penseelstreek zet, telkens wat stappen achteruit gaan? Anders kan je het niet beoordelen, laat staan dit resultaat verkrijgen?

MM: Ooh, ik heb maar een klein atelier hoor. Na het schilderen haal ik mijn vrouw en zetten we het schilderij in de living, om tijdens het eten vanuit de keuken mijn laatst geschilderde werk te bekijken.


HVC: Zoals een ander tv kijkt, kijken jullie naar je schilderijen?

MM: Wel ja. Ik zou dit ook kunnen schilderen met veel kleuren en tinten, maar wat dan? Als ik hier met sterkere kleuren zou werken, is de sfeer gewoon weg. Trouwens, je moet ook telkens weer kiezen, perfectie bestaat niet, ook niet in de kunst.


HVC: Je beelden geven zichzelf niet vlug prijs en dat maakt ze net intrigerend. Je moet als het ware door het wazige heen zoeken naar het beeld en het verhaal.

MM: Wel kijk, mijn vrouw zal wel niet altijd zo blij geweest zijn toen ik naar die adolescenten keek én ze filmde. Maar als ik hen gevraagd had te poseren, was het een heel ander beeld geworden. Ik ben toch niet te anekdotisch aan het worden, Hilde?


HVC: Maar néé, je voelt echt wel hele verhalen achter je schilderijen.

MM: Heb je al voldoende, want nu word ik moe hoor en straks word ik nog slechtgezind (lacht). Misschien moeten we gaan zitten.

Bieke: Heeft hij je al zijn geheimen verteld?

MM: Nee, ik heb haar zitten verleiden (lacht).


HVC: Je schilderijen getuigen van een scherpe zin voor observatie.

MM: Wel ja, je moet altijd goed kijken hé. Van curatoren uit musea krijg ik meestal het verwijt dat ik een te positief beeld van de mensen geef. Tegen hen zeg ik: “Als ik het negatief zou bekijken, kan ik evengoed zelfmoord plegen.” Het is toch waar, wat heb ik op mijn negenentachtig jaar nu nog te verwachten? Het functioneert ook allemaal wat minder. Maar het is toch mooi om tussen al die banaliteiten door bijvoorbeeld een mensje te zien dat je fascineert. Het gaat hier tenslotte om het creëren van een sfeer.


HVC: Je verzint je beelden ook niet, je onttrekt je beelden uit de realiteit, zoals een fotograaf dat doet.

MM: Mijn foto’s vormen de basis van mijn schilderijen. Als ik uit honderden foto’s enkele schilderijen kan maken, ben ik tevreden.


HVC: Hoe komt het dat je nu weer meer zin gekregen hebt stillevens te schilderen?

MM: Dat wisselt. Af en toe moet je bij jezelf nagaan of je nog een stilleven kan schilderen. Dat geldt ook voor een landschap. Op de expo in Antwerpen hebben we een stilleven van mij naast een stilleven van Jan Breughel gehangen. Ken je dat schilderij van Nicolas Fouquet, de Madonna met blote boezem? Daarnaast heb ik mijn schilderij van dat sexy meisje gehangen. Wel, ik vind dat geestig zo’n interacties.

(wijst naar een vrouw) Kijk daar naar die vrouw, hoe mooi ze daar staat! Prachtig! Het is bijna een beeldhouwwerk. Soms sta je in een mensenmassa en zie je plots zo’n mooi beeld waar andere mensen aan voorbij gaan. Ken je die tekst, bij het einde van Goethes ‘Faust’?Verweile doch, du bist so schön!” Blijf nog een beetje stil, je bent zo mooi! Maar die persoon mag niet zien dat je staat te kijken want anders begint die zich anders te gedragen.





HVC: Je zei in je boek Gesprekken met Patricia Maes: “Liever te mislukken dan te stranden en vast te lopen.” Toch sterk als einde van een boek.

MM: Dat is mijn theorie van de zwakke kracht.

Kijk daar, die vrouw, ze is nu nog mooier! “Das ewige Weibliche!” Het is fantastisch hoe mooi ze zich aftekent tegenover die wolken! En ze weet het niet! Als ik een camera mee had zou ik haar filmen.



Bieke: Ik zorg dan voor de afleiding, dat het niet opvalt dat we haar filmen. Je kan inderdaad soms mensen zien waarvan je denkt: tiens, die hebben íets.

MM: Hilde, ik weet niet of je verliefd bent of getrouwd, maar je moet er tussen alle banaliteiten door voor open blijven staan. Je moet je kunnen blijven verwonderen in het leven. Er zijn natuurlijk ook slechte momenten, maar daarom zijn we net onvolmaakt.


  

HVC: Was je vrouw niet jaloers dat je altijd hetzelfde meisje schilderde?
  MM: Ik denk het niet. Dat zijn geen vragen die ze moet stellen (lacht). 
Maar vind je mijn schilderijen nu goed of niet?

HVC: Maar natuurlijk!

Is de reeks die hier op de Lineartstand hangt ook in Venetië tot stand gekomen?

MM: Nee, die heb ik pas later gemaakt. Met dit schilderij heb ik het moeilijk gehad. Het is een jaar of twee in mijn atelier blijven staan. Ik durfde er niet meer aankomen, maar toch vond ik het te wazig. Ik schilder met acryl op de keerzijde van het doek, en als je een vlekje maakt, is dat er niet meer uit te krijgen. Maar ik hou van het weefsel, het voelen van de vezels. Kijk naar die trillingen! Je voelt dat er iets gebeurt.

HVC: Jij moet toch, als je een penseelstreek zet, telkens wat stappen achteruit gaan? Anders kan je het niet beoordelen, laat staan dit resultaat verkrijgen?

MM: Ooh, ik heb maar een klein atelier hoor. Na het schilderen haal ik mijn vrouw en zetten we het schilderij in de living, om tijdens het eten vanuit de keuken mijn laatst geschilderde werk te bekijken.

HVC: Zoals een ander tv kijkt, kijken jullie naar je schilderijen?

MM: Wel ja. Ik zou dit ook kunnen schilderen met veel kleuren en tinten, maar wat dan? Als ik hier met sterkere kleuren zou werken, is de sfeer gewoon weg. Trouwens, je moet ook telkens weer kiezen, perfectie bestaat niet, ook niet in de kunst.

HVC: Je beelden geven zichzelf niet vlug prijs en dat maakt ze net intrigerend. Je moet als het ware door het wazige heen zoeken naar het beeld en het verhaal.
MM: Wel kijk, mijn vrouw zal wel niet altijd zo blij geweest zijn toen ik naar die adolescenten keek én ze filmde. Maar als ik hen gevraagd had te poseren, was het een heel ander beeld geworden. Ik ben toch niet te anekdotisch aan het worden, Hilde?

HVC: Maar néé, je voelt echt wel hele verhalen achter je schilderijen.

MM: Heb je al voldoende, want nu word ik moe hoor en straks word ik nog slechtgezind (lacht). Misschien moeten we gaan zitten.


Bieke: Heeft hij je al zijn geheimen verteld?


MM: Nee, ik heb haar zitten verleiden (lacht).

HVC: Je schilderijen getuigen van een scherpe zin voor observatie.

MM: Wel ja, je moet altijd goed kijken hé. Van curatoren uit musea krijg ik meestal het verwijt dat ik een te positief beeld van de mensen geef. Tegen hen zeg ik: “Als ik het negatief zou bekijken, kan ik evengoed zelfmoord plegen.” Het is toch waar, wat heb ik op mijn negenentachtig jaar nu nog te verwachten? Het functioneert ook allemaal wat minder. Maar het is toch mooi om tussen al die banaliteiten door bijvoorbeeld een mensje te zien dat je fascineert. Het gaat hier tenslotte om het creëren van een sfeer.

HVC: Je verzint je beelden ook niet, je onttrekt je beelden uit de realiteit, zoals een fotograaf dat doet.

MM: Mijn foto’s vormen de basis van mijn schilderijen. Als ik uit honderden foto’s enkele schilderijen kan maken, ben ik tevreden.


HVC: Hoe komt het dat je nu weer meer zin gekregen hebt stillevens te schilderen?

MM: Dat wisselt. Af en toe moet je bij jezelf nagaan of je nog een stilleven kan schilderen. Dat geldt ook voor een landschap. Op de expo in Antwerpen hebben we een stilleven van mij naast een stilleven van Jan Breughel gehangen. Ken je dat schilderij van Fouquet, de Madonna met blote boezem? Daarnaast heb ik mijn schilderij van dat sexy meisje gehangen. Wel, ik vind dat geestig zo’n interacties.

(wijst naar een vrouw) Kijk daar naar die vrouw, hoe mooi ze daar staat! Prachtig! Het is bijna een beeldhouwwerk. Soms sta je in een mensenmassa en zie je plots zo’n mooi beeld waar andere mensen aan voorbij gaan. Ken je die tekst, bij het einde van Goethes ‘Faust’? “Verweile doch, du bist so schön!” Blijf nog een beetje stil, je bent zo mooi! Maar die persoon mag niet zien dat je staat te kijken want anders begint die zich anders te gedragen.


HVC: Je zei in je boek Gesprekken met Patricia Maes: “Liever te mislukken dan te stranden en vast te lopen.” Toch sterk als einde van een boek.


MM: Dat is mijn theorie van de zwakke kracht.
Kijk daar, die vrouw, ze is nu nog mooier! “Das ewige Weibliche!” Het is fantastisch hoe mooi ze zich aftekent tegenover die wolken! En ze weet het niet! Als ik een camera mee had zou ik haar filmen.


Bieke: Ik zorg dan voor de afleiding, dat het niet opvalt dat we haar filmen. Je kan inderdaad soms mensen zien waarvan je denkt: tiens, die hebben íets.
 
MM: Hilde, ik weet niet of je verliefd bent of getrouwd, maar je moet er tussen alle banaliteiten door voor open blijven staan. Je moet je kunnen blijven verwonderen in het leven. Er zijn natuurlijk ook slechte momenten, maar daarom zijn we net onvolmaakt.

HVC: Wat waren de hoogtepunten in je carrière? Je stond in ’76 op de Biënnale van Venetië, in ’79 in San Paolo, in ’92 op Documenta IX in Kassel…


MM: Een van mijn hoogtepunten was er in het begin van mijn carrière, toen ik mijn Romeinse keizers schilderde als reflectie op mijn collegetijd. Die werden in een chique galerij tentoongesteld onder de titel: ‘Vies des douze césars’, naar schrijver Seutonius. Ik dacht toen dat het gedaan was met de schilderkunst, maar net daar hebben ze mij ontdekt. Vind je dat niet schoon? Het was de bekende kunstcriticus Pierre Restany die mij in zekere zin ontdekt heeft.



Het strafste dat ik al gemaakt heb, zijn mijn ‘pictoreliëfs’ met bloemen, die in ’69 in de grote zaal van de Sint–Pietersabdij aan de balken opgehangen werden. Die reliëfs spiegelden mooi in de glans van de marmeren vloer. Dàt was een hoogtepunt. Dit was mijn visie op het paradijs: in reliëf, in fluo kleur én lelijk-schoon. Ik maakte eerst een grondlaag met een pasta die tandartsen gebruikten en waarop je een paar uren kon werken. De acrylverf drong er helemaal in. Schoon hoor!

Dat was ten tijde van de popart, we wilden de wereld verbeteren hé. Die schilderijen wogen wel dertig kilogram. Ze hebben helaas allemaal waterschade geleden.

Dus ja, na veel omzwervingen keerde ik weer terug naar het échte gewone schilderen. Gelukkig maar! Een schilderij neemt niet veel plaats in, het hindert de mensen niet, en willen ze er vanaf, dan kunnen ze het nog op de zolder zetten (lacht).

HVC: Heb je kunst met de paplepel meegekregen?

MM: Mijn ouders hadden een kapperszaak, maar mijn oom, Alphonse Proost, was een goed schilder. Hij had zelf geen kinderen en leerde mij dus als tienjarige al schilderen

HVC: Verstandige oom, kijk waartoe het geleid heeft!




HVC: Je bent bekend geworden met je hyperrealistische schilderijen die te zien waren in ‘76 op de Biënnale van Venetië in een solotentoonstelling in het Belgisch paviljoen

MM: Goh, dat zou ik nu niet meer kunnen hoor. Het had iets positiefs, die vorm van realistisch schilderen. Je moest echt zo lang mogelijk de spanning in het schilderen zelf houden en er al je zelfbeheersing voor gebruiken. Ik werkte al gauw vijf à zes weken aan zo’n schilderij van twee en een halve meter hoog. Daarnaast had ik nog mijn job als prof, maar in die tijd werkte ik tot ’s nachts door. De vader van Jan Hoet heeft zo’n schilderij gekocht, hij was mijn eerste koper van dat soort werk. Jan Hoet ken ik trouwens al van in mijn conservator-tijd. Hij was toen vijftien jaar oud.
Hier zie je mijn werken in terracotta. Het was mijn bedoeling om ruimtelijk te werken, om een hele stand met huizen te maken. Ik heb ze geëxposeerd in Stockholm, maar ze zijn deels gebroken bij het transport in kisten. We hebben nachten moeten lijmen om de expo klaar te krijgen. Ik heb het huis met figuren erin ook nog in het kader van Chambres d’amis getoond, maar Bart De Baere heeft het laten vallen en het lag in stukjes. Ik heb nog niet de moed gehad het te restaureren. Een mens komt van alles tegen in zijn carrière. 



 
HVC: En door al dat breken ben je ermee gestopt?

MM: Ik had eraan gedacht een bakoven te kopen, maar ik heb er moeten van afzien omdat ik niet over de nodige elektrische stroomenergie kon beschikken. Ik woonde te ver van de elektriciteitscentrale… tja, een mens doet in zijn leven soms van die stomme dingen… (lacht)

HVC: Heb je nog dromen, eventueel buiten de kunst?

MM: Wel, zolang ik dit kan (gaat met zijn arm omhoog en omlaag) doe ik verder. Maar soms kan te veel té veel zijn, hé.

HVC: Je hebt inderdaad al veel bijeen geschilderd, maar doe maar rustig voort zou ik zeggen…
Ben je trots dat je morgen gehuldigd wordt met de Life Achievement Award van de Provincie Oost-Vlaanderen?

MM: Natuurlijk ben ik trots! Dat zou er nog aan ontbreken! En ik ga Jan Hoet terugzien! We gaan elkaar kussen! (lacht)

Bieke: Het zal chique worden morgen, we worden opgehaald, auto mét chauffeur!

HVC: Vind je dat je een boeiend en spannend leven hebt gehad? Of zijn er nog dingen waarvan je denkt: dàt had ik nog moeten doen?

MM: Er bestaat natuurlijk geen leven zonder moeilijkheden, maar alles samen hebben we veel beleefd. Je moet er natuurlijk ook iets voor over hebben en je er voor inzetten. Niets komt vanzelf.
Bieke: Een mens krijgt veel, maar er zijn ook veel dingen waar je zelf hard moet voor werken.

HVC: Waarmee kunnen ze je het mooiste compliment geven?

MM: Als ik de mensen een moment kan doen stilstaan voor mijn schilderijen en ze er met aandacht naar kijken. Uiteindelijk komt het erop aan te tonen wat niet in woorden te vatten is.

HVC: Groot gelijk Marcel, proficiat met je lange carrière.

MM: Vita brevis, ars longa.

HVC: (glimlacht)




zomer 2012 (met Bieke en Karel Dierickx)

Hilde Van Canneyt, Copyright 2009.












































statcounter