Nieuw boek uit

Nieuw boek uit
4321 vragen aan 123 kunstenaars

Interview met Jan De Vliegher



Brugge, 23 oktober 09.











Hilde Van Canneyt: Als je gevraagd wordt naar wat je doet in het leven, hoe stel jij jezelf dan voor?
Jan De Vliegher (°1964): Allereerst zeg ik dat ik kunstschilder ben en dat ik figuratieve schilderijen maak. Vervolgens vraag ik of ze weten wat figuratieve schilderijen zijn. Als ze dat niet weten, breng ik aan dat dat grote schilderijen zijn van ongeveer twee op drie meter, zoals de muur waarop ze kijken en tracht ik hen uit te leggen dat ik daar bv. een interieur of een stilleven op aanbreng. Tot slot vertel ik dan dat er een complexe theorie achter schuilt, maar dat ik die nu niet zal uitleggen. (lacht).

Je website is onderverdeeld in architectuur, mensen, natuur en stilleven. Is die onderverdeling gebaseerd op de thema’s die je altijd al geïnspireerd hebben?
JDV: Het is eerder een manier om de website te ordenen. De thematiek is maar een pretext. In die ordening kan ik mijn compositorische problemen kwijt. Wellicht bouw ik de website opnieuw op volgens bijvoorbeeld all-over composities, monochrome composities of tonale composities, zodat je de schilderkunst meer op een formele analytische manier benadert en je mijn werk beter begrijpt. Anders wordt het al snel plaatjes kijken.

Je reist veel om foto’s te nemen voor je thema’s.
JDV: Ja, en dat zijn echt werkreizen. Dat is geconcentreerd afzien, zeker in Italië waar je ook nog eens die loden zon op je knikker voelt en je toch bij de les moet blijven. Ik sta al snel een kwartier lang stil bij dezelfde façade om de juiste hoek te kiezen. Je moet ook weten dat ik niet op reis vertrek als ik er artistiek niets kan uithalen. Schotland lijkt mij bijvoorbeeld een plaats waarnaar ik niet onmiddellijk naartoe zal gaan omdat ik me die landschappen nog niet direct zie schilderen. Italië daarentegen spreekt mij dan wel weer aan. Als ik ernaar vertrek heb ik op voorhand ook écht een idee van de plaatsen die ik wil zien en vastleggen. Ik nam daar deze zomer in het totaal ongeveer een zesduizend foto’s. Negentig procent daarvan zijn uiteindelijk wel toevalligheden opgebouwd rond die uitgekozen plaatsen. Uit die duizenden foto’s distilleer ik dan ongeveer dertig magnifieke beelden. Twintig daarvan passen zelfs niet binnen de thema’s die ik aanhaal op mijn website. Dat schept natuurlijk het probleem van de keuze tussen reekswerk en een individueel werk. Persoonlijk werk ik liefst met het laatste.



Maak je die glasreeks bijvoorbeeld dan allemaal in één ruk?

JDV: Nee, die reeksen staan eigenlijk allemaal open en rond ik nooit helemaal af. Ik stap erin en eruit naargelang ik er zin in of inspiratie voor heb. Vaak hangt het er ook van af of ik genoeg fotomateriaal voorhanden heb om eraan door te werken. Ik heb het nog maar één keer meegemaakt dat ik het gevoel had dat een reeks af was en dat was die van de porseleinen borden. Uiteindelijk ben ik daarop teruggekomen nadat ik met een nieuw, professioneel fototoestel terug in Wenen belandde. Door die verbluffende technische verbetering van het fotomateriaal zag ik er opnieuw de potentie van in en voelde ik het opnieuw kriebelen. Daarnaast heb ik in 2011 ook een expositie in het Kasteel van Gaasbeek in het vooruitzicht, wat me de ideale setting leek om die porseleinen borden te laten zien. Dus klikt het plaatje opnieuw en ga ik opnieuw aan de slag.

Je zei me eens dat je een schilderij per dag maakt.
JDV: Ik maak er niet letterlijk één per dag, want anders zou ik 365 schilderijen verzameld hebben in een jaar. Maar ik werk wel altijd een schilderij af binnen een dag. Dat heeft onder andere te maken met technische beperkingen. De olieverf die ik zelf nogal fluïde prepareer droogt redelijk snel en daardoor moet je in één ruk doorschilderen om de lagen fris en nat in nat te kunnen schilderen. De Italianen noemen dat alla prima. Want de dag erna is dat anders al helemaal niet meer zo prima (lacht). Willem De Kooning kleefde bijvoorbeeld kranten of plastic op z’n doek om er de dag nadien toch nog vloeiend aan te kunnen werken.

Maar het heeft ook te maken met de sfeer van het moment?
JDV: Uiteraard, ik streef ernaar om de inspiratie en de energie van het moment in één ruk op het doek te krijgen. Ik wil daarom ook geen beslommeringen rond mijn werk. Ik heb een tijd geleden eindelijk eens een agenda gekocht en je zult zien dat wanneer we daar even in bladeren, er veel lege dagen tussen staan. Dat zijn de dagen dat ik mij met mijn atelierwerk bezighoud. Als er bijvoorbeeld toch iets tussenkomt, zoals mijn zoontje ’s middags naar school brengen, dan zal ik pas beginnen schilderen nadat dat van de baan is.

Je zei me ook eens dat je de dag nadien een werk durft te vernietigen?
JDV: Het gebeurt zeer zelden dat ik er op één dag niet uitkom of ik al dan niet tevreden ben van een werk. Dat komt meestal omdat ik mezelf dan een experiment opleg omdat ik vastzit in een bepaalde schilderstijl. Na verloop van tijd weet je waar je goed in bent en waar je eigen stijl ligt, maar er zijn dagen dat dat niet werkt. Dan wil ik toch weer vrijer gaan schilderen en begin ik aan iets compleet anders. Bij die series van het glas heb ik dat gehad, en toen begon ik aan die series van de façades, die veel drukker en barokker waren, zodat ik me terug kon losschilderen. Op die manier overschrijd ik dan vaak een grens, waardoor ik niet meer helemaal tevreden ben van het resultaat.

Is het niet goed om als schilder af en toe een heel andere weg in te slaan?
JDV: Soms. Er moet een noodzaak toe zijn. Meestal zet je als kunstenaar kleine stappen. Je evolueert. Een totaal andere weg inslaan, plots een ander geloof aanhangen zeg maar, doe je niet als je jezelf bent.

Zie jij je atelier als naar je werk gaan?
JDV: Niet onmiddellijk, maar het blijft werk. Je gaat nooit echt fluitend naar je atelier. Want je kan het niet ontkennen, het blijft een gevecht, je weet nooit op voorhand waar je zult belanden.



En als je een week geen zin hebt om te schilderen, ga je dan toch driftig op je doek af?

JDV: Nee, als ik geen zin heb, laat ik dat even los. Dat gebeurt enkel wanneer ik oververmoeid ben omdat ik bijvoorbeeld ’s nachts te lang opzoekwerk gedaan heb in mijn fotoarchief. Het is dus deugdzaam om jezelf enige discipline op te leggen.

De dagen die je thuisblijft, zie je dat dan als een verloren inkomstendag?
JDV: Nee, nooit. In de eerste plaats gaat het erom dat ik mij blijf amuseren en ten tweede dat je werk geapprecieerd wordt, anders houd je het ook niet vol.

Hou je je bezig met de kunstmarkt?
JDV: Nee, daar houd ik mij zo ver mogelijk vandaan. Ik weet dat mijn werk naar waarde geschat wordt maar daar houdt het mee op. Ik verwacht ook niet dat mijn werk gesmaakt wordt bij het grote publiek. Dat is ook helemaal niet realistisch. Voor veel mensen is mijn werk al te abstract. Zelfs veel van mijn leerlingen houden mijn werk al voor bekeken.

Doet roem jou iets als persoon?
JDV: Ik blijf toch liever achter de schermen. Het idee om kunstenaar te zijn om de kunstenaar ligt mij niet echt. Ik word daar veel over aangesproken dat ik een vrij normaal leven leid, maar ik vind dat dan ook maar de gewoonste zaak van de wereld. Het idee om bijvoorbeeld herkend te worden in een supermarkt, lijkt mij vreselijk. Ik hou van de mediaschuwheid van sommige kunstenaars. Neem nu Cy Twombley. Hij is aanwezig in alle grote collecties maar hij schuwt alle publiciteit. Ik wil evenmin mijn persoon uitspelen.

Zijn er naast Twombley, nog schilders die je inspireren?
JDV: Natuurlijk, veel. Sowieso Willem De Kooning maar ook Imi Knoebel, Gunther Forg of vroeg klassieke schilders als Lorenzo Monaco en Simone Martini om er maar een paar te noemen. Recentelijk is daar ook de jonge Katharine Bernhardt bijgekomen. Zij legt een ongelooflijke punch in haar werk. Het is net dat heilig vuur dat me inspireert.

Wil jij met het picturale de inhoud overstijgen?
JDV: Wat is de inhoud? Voor de formalisten is de inhoud de vorm. Voor hen komt alle kunstbeleving voort uit de vorm alleen. Voor mij is inhoud zeker geen verhaal of een literair element alleen. Het expressieve karakter of de emotionele impact dat een werk heeft is belangrijk, en dat kan zich aftekenen in het spel van de kleuren of zuiver in de esthetische beleving. Het gaat mij om de visuele schoonheid. En de essentie daarbij is vitaliteit. Door de eeuwen heen zie je bij de grote meesters die kiem. Zij kunnen door hun toetswerk of kleurgebruik het leven evoceren. Het tableau komt als het ware tot leven, net zoals bij muzikanten die een toets kunnen aanraken waardoor je haren komen recht te staan. Bij de vroeg Italiaanse schilders zie je bijvoorbeeld de nadruk van het bladgoud als zonlicht dat de warmte creëert.



Zie je schilderkunst als een troost?
JDV: Ik zie kunst eerder zoals Gerhard Richter als de hoogste vorm van hoop. Of het mij troost biedt, daar heb ik nog nooit bij stilgestaan. Iedereen kent het gevoel wel van het zich verlicht te voelen wanneer je een schitterende expositie verlaat. Bij Wolfgang Laib in Parijs kreeg ik een aantal jaren geleden bijvoorbeeld zo’n piek ervaring. Deze kunstenaar verzamelt het stuifmeel van bloemen en strooit het met een zeef uit over de grond in een grote witte kamer waardoor het een tapijt wordt dat als het ware over de grond zweeft. Het werk was zo buitengewoon mooi dat het mij een intens gevoel van geluk gaf.

Voel je je ook aangetrokken tot schilders die een tristesse uitbeelden?
JDV: Ik ga die schilderkunst eerder uit de weg. Niet om een of andere reden, maar ik voel me daar gewoonweg niet goed bij. Ik beleef alles heel sterk, dus ga ik alles wat pijnlijk is uit de weg. Het lijkt mij masochistisch om je daar ook in onder te dompelen.

Vaak worden die werken gemaakt omdat kunstenaars iets te verwerken hebben. Stel dat je vrouw komt te sterven, zou je dan toch nog aan de slag gaan om alles af te schilderen?
JDV: Nee, omdat ik vind dat er op dat moment andere dingen belangrijker zijn. Zolang ik me slecht voel, zou ik niet schilderen. Ik zoek niet naar een Sturm und Drang om alles van me af te schilderen. Ik schilder om de euforie die het leven me geeft.

Dus je kunt je zorgen niet van je afschilderen?
JDV: Ik zou gewoon niet kunnen schilderen. Trouwens, dat zou eerder een vorm van therapie zijn en dat vind ik geen artistieke visie uitdrukken. Daar heeft niemand een boodschap aan.

Zou jij je atelier kunnen binnenstappen met een fles wijn?
JDV: Dat zou wel kunnen, maar ik lust geen alcohol, dus zal dat sowieso al niet gebeuren. Schilderen is uiteindelijk ook een rationeel denkproces. Echt diep gaan en je gevoelens beleven zonder stelselmatigheid zoals in de expressionistische wereld gebeurt, vervalt al snel in iets animaal. Hoe vaak gebeurt het niet dat iemand in een roes denkt een ongelooflijk werk te hebben gemaakt en achteraf inziet dat het helemaal niets voorstelt? Ik zie schilderkunst meer als topsport waarbij je honderd procent controle uitoefent over wat je doet en waarbij je heel scherp staat. Je moet ook eens uit de bocht kunnen gaan, maar wel berekend.

Schilder je al van kinds af?
JDV: Al van mijn jongste jaren tekende of kleurde ik voortdurend tijdens de lessen. Het is dus een logische doorstroming geworden.

En je hebt nooit de drang gevoeld om in bijvoorbeeld beeldhouwkunst te stappen
JDV: Nee, je kan het een lelijke term vinden, maar ik ben op dat gebied nogal eendimensionaal. Zelfs in de schilderkunst focus ik mij het liefst op één iets, als een specialist in zijn vakgebied.



Vind je het van belang dat je schilderijen als hedendaags aanzien worden?
JDV: Jazeker, al blijft het moeilijk om revoluties te ontketenen binnenin de schilderkunst. Het is moeilijk om het persoonlijke pad te blijven bewandelen en tegelijkertijd een evenwicht te vinden met originaliteit, want je werk moet wel herkenbaar zijn. Het resultaat moet nog altijd een ‘Jan De Vliegher’ zijn.

Kan je mij verduidelijken waar die hedendaagsheid ligt in je klassieke thema’s
JDV: Op de manier waarop ik het beeld compositorisch uiteenrafel in combinatie met een vrije en brede schildertechniek. Gans de erfenis van de abstracte schilderkunst spreekt uit mijn doeken.

Volg je veel andere kunstenaars?
JDV: Jazeker, maar ik volg niet constant elke afgestudeerde van het HISK op de voet. Schilderkunst is een belevingswereld waarbij je voor jezelf intuïtief een kwaliteitscriterium volgt en dan hoop je zoveel mogelijk ontdekkingen te doen. Het is kwestie van de parels uit het hooi te halen. Ik vind dat er veel te weinig persoonlijkheden zijn en dat te veel mensen uit onzekerheid met de wind meedraaien. Verder voel ik me een klassiek geschoold schilder die uit het oogpunt van formele en expressieve criteria bekritiseert. Ik kijk bijvoorbeeld naar Veronese en leg precies vast waarom ik die zo goed vind en waarom ik Rubens beter vind dan bv. zijn navolger Gaspard De Craeyer. Na verloop van tijd ontwikkel je een bepaalde kunstesthetische kennis waardoor je persoonlijker iemand taxeert, los van de hype die er rond ontwikkeld wordt.

Voel je dat werken voor een galerij een extra drive creëert?
JDV: Dat situeert zich eerder op tentoonstellingen zelf los van galerijen. Zo had ik vorig jaar een tentoonstelling in het Chelsea Art Museum te New York waar Willy Vandenbussche curator van was, die uiteindelijk door de crisis niet is doorgegaan. Maar specifiek voor die tentoonstelling ben ik aan een reeks zeer grote werken begonnen. Die ging ik allicht nog niet onmiddellijk gemaakt hebben zonder de boost van die prospectie. Je kan als het ware de lat hoger leggen als je zo’n ruggensteun mee hebt.

Hebben galerijen als het Zwart Huis in Knokke-Heist een invloed op wat ze uiteindelijk exposeren?
JDV: Ze proberen altijd wel suggesties mee te geven, maar op het einde van de rit selecteer ik de werken.

En als ze hun idee zouden doordrijven?
JDV: Dan zou ik er moeite mee hebben om nog samen te werken. Het resultaat zou veel te veel vervlakken. Ik maak die keuze vanuit mezelf om met een bepaalde reeks verder aan de slag te gaan. Als bijvoorbeeld blijkt dat al mijn werken van een bepaalde reeks verkocht zijn en de vraag blijft, ga ik daarom geen extra werken bijmaken. De essentie blijft mijn eigen vrijheid.



Ben je vaak bezig met de positie van je werk in het buitenland?

JDV: Ik doe er eigenlijk niks voor. Op dat vlak ben ik wel ambitieus maar de dingen gebeuren nu eenmaal niet vanzelf. Ik ben ook best tevreden met wat ik heb. Ik heb ooit een psycholoog horen zeggen dat je een bepaald minimum bedrag aan geld nodig hebt om te kunnen leven. Alles dat daarbovenop komt, maakt je niet noodzakelijk gelukkiger en dat ik ervaar ik ten volle. Ik verdien wat ik nodig heb om mijn materialen te kopen en ik ben blij dat ik elke dag kan opstaan om te schilderen. Die vrijheid is onbetaalbaar.

Wat zou je doen met je leven als je moest stoppen met schilderkunst?
JDV: Ik zou veel tentoonstellingen aflopen en kunst kopen. Dat is toch schitterend, leven tussen de kunst. Als zou ik er wel ongelooflijk veel moeite mee hebben om de borstels neer te leggen natuurlijk.

Voel je schilderen als een onweerstaanbare drang?
JDV: Ik word best wel onrustig als ik twee weken niet schilder, dus ja!

Wat zijn je grootste sterktes en zwaktes als schilder?
JDV: Mijn trefzekerheid en vakkennis stellen me gerust. Ik weet ook wanneer een schilderij goed is omdat ik de systemen ken en ze ook kan ontwijken, manipuleren of ontkrachten. Ook daardoor kan ik makkelijk ‘uit de band springen’, kijken hoe ver ik kan gaan. Een bepaalde luiheid is wel mijn grootste zwakte. Op dit moment zit ik drie à vier dagen per week in mijn atelier. Ik denk er wel aan om dat uit te breiden, maar om de een of andere manier komt dat er niet van.

Schilderen is ook een beetje een kluizenaarsbestaan. Heb je soms moeite met die eenzaamheid?
JDV: Nee, totaal niet. Ik geniet geweldig van de stilte die het me brengt.
Het is ook geen echte eenzaamheid voor mij.

En zou je dat even makkelijk kunnen zonder een gezin rondom je?
JDV: Nu ik een gezinsleven heb, kan ik me nog moeilijk inbeelden hoe dat vroeger was. Maar ik denk niet dat ik daar toen veel last van had, want ik was dan vaak onder vrienden of op café. Nu ik mijn gezin heb, zou ik wel niet meer zonder kunnen.



Is er een andere kunstenaar zijn leven waar je voor zou willen tekenen?

JDV: Niet echt, maar als er dan toch één moet zijn, neem dan maar dat van Cy Twombley.

Is er een discipline waar je helemaal geen talent voor hebt?
JDV: Ik weet het niet. Ik heb nog geen andere disciplines geprobeerd!

Wat is je levensmotto?
JDV: Dat is een gezegde uit de film The Lion King dat ik meegepikt heb omdat mijn kinderen daar veel naar kijken: Akuna matata. Dat betekent zoveel als: maak je geen zorgen, pluk de dag

Je lijkt me niet echt belang te hechten aan titels. Vind je dat titels een meerwaarde geven aan je werk?
JDV: In mijn werk vind ik dat niet onmiddellijk nodig. Ik prefereer het abstracte boven het verhaal, zodat het beeld versterkt op de voorgrond komt. Ook bijschriften of uitleg vind ik daarbij hoogst overbodig. De mooiste titels blijven voor mij “untitled” met daaraan een nummer verbonden. Maar vaak geef ik mijn werken een eenvoudige beschrijvingstitel bij die nummering mee om het de galerijen makkelijker te maken en alles te ordenen. Mijn expo’s hebben de laatste jaren wel titels, maar ik houd het dan vaak bij “recent paintings”. Het hoort allemaal een beetje sec te blijven.

Vind je dat je schilderijen beter uitkomen in groep of apart?
JDV: Dat is niet onmiddellijk van belang voor mij. Een werk moet op de eerste plaats op zich kunnen staan en sterk genoeg zijn. De plaats in de ruimte vind ik wel belangrijk, dus ik vraag altijd een plattegrond van de ruimte waar ik exposeer. Je moet echt wel even doordenken waar je wat hangt. Wat ik daarbij nog altijd als een probleem ondervind, is hoe ik de essentie kan vinden van wat ik toon. Doe ik dat door een reeks op te hangen of door alles door elkaar te hangen?

Wat vind je zelf je hoogtepunt?
JDV: Zeer dikwijls mijn laatste schilderij. Dat vind ik meestal het beste dat ik gemaakt heb. Daarbij heb ik veelal het gevoel dat ik op mijn hoogtepunt zit en dan probeer ik nog een stap verder te gaan. Elke keer opnieuw zoek ik de uitdaging van die grens.

Step by step… zoals iedereen het leven zelf zou moeten bewandelen. Bedankt voor het interview Jan!
Hilde Van Canneyt. Copyright 2009.

Jan De Vliegher stelt tentoon:
Treasury: van 02/07/'11 tot 28/08/'11 in Galerie Zwart Huis, Zeedijk 635, 8300 Knokke.
Schatzkammer: van 06/05/'11 tot 26/06/'11 in het Kasteel van Gaasbeek, Kasteelstraat 40, 1750 Lennik.

Monografie JAN DE VLIEGHER 2004 – 2009, Uitgeverij Snoeck, Gent / Zwart Huis, Knokke.
Monografie TREASURY 2011, in samenwerking met de expo in het Kasteel van Gaasbeek.

www.galeriezwarthuis.be
www.veniceprojects.com
www.jandevliegher.be

statcounter