Nieuw boek uit

Nieuw boek uit
4321 vragen aan 123 kunstenaars

Interview met Dirk Braeckman

Gent, 26 april 2009.

Fotograaf Dirk Braeckman (1958) voorstellen hoeft niet meer. Vandaar dat ik het ook niet doe en hem zelf laat vertellen...

Hilde Van Canneyt: Hoi Dirk, na drie maal is het eindelijk gelukt je te pakken te krijgen. Je zei me dat je het enorm druk hebt. Vragen met welke projecten je zoal bezig bent lijkt me een gepaste opener.
Braeckman: In mijn persoonlijk werk is het niet drukker dan anders, maar doordat ik nu curator ben van het volgende Time Festival is het nu extra druk. Mentaal ben ik daar enorm veel mee bezig. Enerzijds leer ik veel bij, maar anderzijds kan ik me niet meer volledig focussen op mijn eigen werk.

Bedoel je met eigen werk de expo’s die je in het verschiet hebt of eerder de dingen die je zelf wilt creëren?
Braeckman: Voornamelijk wat ik zelf wil maken. Natuurlijk lopen tentoonstellingen daarmee parallel, maar ik werk nooit naar één expo toe. Ik hou er een ander productieproces op na dan de meeste kunstenaars. Bij mij heeft dat te maken met opnames, bekijken van negatieven, keuzes maken… daar ben ik dan meestal ook mee bezig. Om die dingen dan te concretiseren en op papier te zetten – de print te maken – heb ik wel wat druk nodig. Op die manier werk ik wel naar tentoonstellingen toe, en niet naar een bepaald concept. Het is meer een stand van zaken die ik aan het publiek wil tonen. En in die zin maak ik ook elke selectie voor een tentoonstelling.

Maak je je selectie zodanig dat de foto’s ‘bij elkaar moeten passen’?
Braeckman: Mijn tentoonstellingen overlappen mekaar vaak, dus ik neem dikwijls iets mee van een vorige tentoonstelling, zodat mijn nieuwe expo aansluit bij de vorige. Het gebeurt soms dat ik een artist-proof van een vroeger werk toon, die ik in een bepaalde tentoonstelling vind passen. Al moet de galerie zich daar ook in kunnen vinden, want zij willen de werken kunnen verkopen. In een museum of instelling die minder zakelijk bezig is, kan ik meer teruggrijpen naar vroeger werk.

Je ziet je foto’s als een soort onafgewerkt breiwerk?
B: Inderdaad. Het groeit organisch, ik werk nooit in reeksen. Ik weiger dat te doen.

Zoals ook veel schilders schilderen wat ze voelen?
B: Je hebt natuurlijk ook schilders die zichzelf een bepaalde thematiek of opdracht opleggen en daarin functioneren. Wie weet dat ik daar ooit nog toe kom, maar vooralsnog niet. Voor mij gaat het nog altijd om het beeld als beeld, niet het beeld als drager van een bepaald discours. Achteraf kan dat discours er komen, maar de meeste kunstenaars werken omgekeerd. In dit verband is een uitspraak van een goeie vriend, de fotograaf, cineast en schrijver Marc Trivier heel sprekend voor mij; hij zegt dat ik een foto maak die van zichzelf weet dat hij een foto is. Meestal wordt een foto gebruikt als getuigenis van een zekere werkelijkheid, een soort verslaggeving. Dat doe ik ook, maar dan niet van een reële werkelijkheid, meer vanuit een soort state of mind. Wat er opstaat is belangrijk omdat het tot op zekere hoogte herkenbaar is, maar vooral omdat het ook universeel wordt.

Wil je een bepaald ‘gevoel’ oproepen? Of gruwel je van dat woord? Ik geloof dat ik ooit gelezen heb dat je dat een vies woord vindt…
B: Niet helemaal. Ik heb wellicht wel gezegd dat ik de clichés die gebruikt worden in de beschrijving over mijn werk gruwelijk vind, zoals de sfeerwoorden: melancholie en donkerheid, en zo. Daar gaat het niet om.

Wat wil je dan dat je foto’s oproepen bij het publiek?
B: Dat ga je mij nooit horen uitleggen. Dat is onmogelijk en feitelijk weiger ik dat te doen.

Wanneer is een foto een goede foto? Als hij ‘iets’ heeft?
B: In de eerste plaats grijp ik dan terug naar dat citaat van Marc Trivier: een foto die weet dat hij een foto is. Maar ik denk ook dat mijn werk iets ‘exotisch’ heeft en dat dat net ook aantrekt. Je herkent het, maar kan het niet plaatsen, omdat het zowel een soort eigen tijd als ruimte creëert. Dat is in een zin gezegd waar mijn werk voor het grootste deel over gaat.

Zoals muziek ook niet altijd te vatten is maar toch intrigeert…
B: Inderdaad, daarom is het ook heel moeilijk voor mij om over mijn werk te praten.

Dat is misschien wat je werk zo interessant maakt.
B: Je kan er veel in rond spreken. Je kan dikwijls rond mijn beelden praten, maar nooit tot de kern gaan. Dat is niet alleen bij mijn werk zo uiteraard.

Als je geen opdrachten of deadlines hebt, zoek je die dan zelf in de vorm van eigen projecten? Heb je nog een lade vol ideeën liggen of laat je elke dag gewoon op jou afkomen?
B: Ik schrijf wel veel en heb een notaboek waar ik van alles in noteer, ik zie dat als een manier van denken. Ik heb dat nodig om de dingen in mijn hoofd te ordenen, als iets waar ik op kan terugvallen, hoewel ik achteraf dat notebook nooit meer raadpleeg.

Zelfs al had je een jaar geen projecten, dan zou toch het bedrijfje ‘Braeckman’ gewoon verder gerund kunnen worden?
B: Ja hoor. Ik heb geen massa’s projecten, maar alles loopt hier wel constant door. Ik zie het ook niet echt als een bedrijfje. Het is meer een atelier waar er van alles samen komt.

Zijn het dan particulieren of eerder bedrijven die jouw werken kopen?
B:fifty fifty is.

Maar als het aan jou lag, zou je gewoon een fotograaf zijn die beelden ziet, foto’s trekt, en weer verder wandelt…
B: Nee! Ik ben nooit zo’n fotograaf geweest en ik heb me nooit zo gevoeld. Je zal me nooit met een toestel rond mijn nek zien, jamais! Ik heb mezelf nooit als fotograaf gezien, voor mij is dat een tool die buiten mijn persoonlijkheid staat. Het is iets waar ik naar teruggrijp, het is een heel materieel medium, maar het lijkt los van mezelf te staan. Moesten ze me morgen al mijn apparatuur afpakken en zeggen: “Je mag nooit meer fotograferen”, wel, ik zou dat zelfs niet eens zó erg vinden. Dat klinkt cru natuurlijk. Al zou ik dan wel via een andere weg ‘het ding’ doen dat ik moet doen.

Plan of ensceneer je een gebeurtenis wanneer je foto’s wilt gaan trekken?
B: Ook niet. Dat gebeurt vrij impulsief. Er ligt wel altijd ergens een toestel klaar natuurlijk, maar ik werk met heel kleine camera’s, ik hou van flexibiliteit. Die techniciteit, ik ben daar nooit zo mee bezig geweest. Ik vind dat wat ingewikkeld, voor mij mag het allemaal heel eenvoudig blijven. Maar het is en blijft natuurlijk een geniale uitvinding, waar nu op digitaal niveau een nieuwe dimensie is bijgekomen. Ik ben mij daar nu toch meer in aan het verdiepen. Gewoon om te weten wat de mogelijkheden zijn.

Je medium is fotografie, maar het had dus iets totaal anders kunnen zijn?
B: Ik kom uit de schilderkunst, al heb ik nooit veel schilderijen gemaakt. Hoewel ik er al twintig à dertig jaar mee bezig ben, kan het best zijn dat ik bijvoorbeeld binnen twee jaar stop met fotograferen en geheel andere dingen ga doen. Daarom niet schilderen, maar wellicht iets totaal anders.

Je voelt het aan wanneer je wilt gaan fotograferen?
B: Soms fotografeer ik maanden niet, sommige periodes ben ik er net heel intens en intensief mee bezig.

Ga je op zoek naar je beelden?
B: Nee, dat weiger ik. Toch in de zin van op zoek gaan naar de juiste locatie en het onderwerp. Al ben ik wel op zoek naar het juiste beeld natuurlijk. Maar dan moet dat beeld al bijna geconcipieerd zijn in mijn hoofd en pas dan zal ik het gaan fotograferen. Ik werk niet vanuit de realiteit, meer vanuit een subtiele mentale gevoelsinstelling, heel subjectief dus. De meeste fotografen werken vanuit een onderwerp, ik niet, ik werk letterlijk vanuit mezelf en dan zie ik wat ik daarvoor kan gebruiken. Dat komt ook weer vanuit mijn achtergrond en interesse voor schilderkunst. Schilders werken vanaf het begin van de fotografie met foto’s en vanuit die optiek ga ik ook met mijn beelden om. Ik maak opnamen en ga die dan op mijn manier transformeren in mijn donkere kamer. We zitten hier nu in mijn ‘algemeen’ atelier in Gent, maar mijn échte atelier is voor mij nog altijd mijn donkere kamer in Waarschoot.

Daar voel je dat je moet creëren?
B: Moeten? Daar komt alles gewoon samen. Mijn negatieven zijn daar, daar zoek ik welk negatief ik op welk moment ga printen. Ik ga nooit met voorbedachte rade naar mijn doka.

Zo blijft het ook voor jezelf fris…
B: Soms moet er natuurlijk ‘gewerkt’ worden… ik maak mijn oplages in drie of vijf exemplaren, maar ik doe dat nooit op hetzelfde moment. Soms moet ik ook in mijn donkere kamer zijn om te herprinten, al maak ik al mijn prints telkens anders. Het hangt sowieso van zoveel factoren af, zoals temperatuur, vochtigheid, mijn eigen gevoel… als je ze naast elkaar legt, zie je drie verschillende prints. In feite zijn ze nagenoeg uniek.

Dat wil ook zeggen dat je je niet wilt dwingen in je fotografie. Ik vermoed dat vrijheid nogal belangrijk voor je is?
B: Vrijheid is uiteraard heel belangrijk. Het ideaal voor mij is dat ik alleen maar puur zou moeten creëren. Dat wil zeggen: erover nadenken en fantaseren en dan fotograferen en printen. Met de rest zou ik het liefs allemaal niks te maken hebben. Maar qua tijd besteed ik zowat de helft aan het creatieve en de helft aan alles wat er rond hangt. Ik probeer dat nu beetje per beetje om te turnen en wil meer en meer naar de essentie teruggaan.

Hoe meer je doet, hoe meer je weet wat dichtst tegen je persoon aan ligt…

Nog een vraagje: ben je in je hoofd constant aan het fotograferen?
B: Totaal niet. Nu toch niet, maar misschien dat ik binnen twee maand in een roes zit waar ik niks anders doe. Dan maak ik massa’s negatieven en verzamel ik een hele tijd materiaal waar ik mee voort kan om te printen.

Wat geeft je de ultieme ‘kick’? De zoektocht, de cameraclick, de ontwikkeling van de foto of het resultaat als je je foto aan de muur ziet hangen?
B: Dat is moeilijk. Ik moet zeggen dat ik op dat gebied niet constant naar kicks zit te streven, ik ben meer op zoek naar een soort van flow. Dat is veeleer mijn soort ‘kick’.

Als het publiek binnenkomt op een vernissage en je hoort positieve kritieken, heb je niet zoiets van: “Yes, I did it!”?
B: Waar ik wel op kan ‘kicken’ is als ik voel dat ik met iemand praat die met hetzelfde bezig is als ik. Als we op hetzelfde punt komen in een gesprek, dat kan wel iets losmaken. Maar kicken op mensen die kicken op mijn werk… nee, laat maar, daar ben ik liever niet bij. Op dat gebied hou ik me liever op de achtergrond in de coulissen.

Je fotografeert niet voor je ego?
B: In één van mijn boeken staat dat ik in de eerste plaats fotografeer voor mezelf, niet om iets te tonen of hoe mensen daar zouden naar kijken. Ik ben bij toeval bekend geworden, het is zeker niet mijn betrachting geweest, ik heb het nooit nagestreefd. Publiekelijk ga ik zeker nooit veel aandacht voor mijn persoontje gaan opeisen. Dat is tegen mijn natuur.

Maar het doet wel deugd dat je werk door zoveel mensen geapprecieerd wordt?
B: Dat kan ik niet ontkennen, dat is een feit. Het is enorm fijn dat ik totaal mijn goesting doe en ik daar toch een publiek voor heb. Het is niet de grote massa, maar het moet toch zijn dat er een aanknopingspunt is waar het publiek zich in herkent.

Op het eerste zicht is je werk ook totaal niet commercieel.
B: Neen…

Waarom voel jij je geen fotograaf, maar wel een kunstenaar?
B: Ik weet niet of ik dat zelf kan bepalen, dat wordt gezegd van mij. Het is niet omdat ik daarstraks gezegd heb dat ik me geen fotograaf voel, dat ik me daarom kunstenaar voel. Je kan natuurlijk vragen: “wat ben je dan wel?”

Erik Eelbode (medewerker Dirk): Zou je aan een schilder dezelfde vraag stellen?

Je kaatst de vraag goed terug! Euh, waarschijnlijk niet…

Voel je je een hedendaagse kunstenaar, dan?

B: Ik voel me sowieso een hedendaags kunstenaar omdat ik nú dingen maak.

Dit antwoord heb ik nog gekregen Dirk… en het klopt… maar streef je ernaar om hedendaags relevant te zijn?
B: Hedendaagse kunst is een algemene term, maar misschien wil je vragen: “voel je je een kunstenaar die totaal nieuwe dingen maakt die nooit gemaakt zijn?” Dan antwoord ik dat ik daar totaal niet mee bezig ben. Als je naar mijn werk kijkt kan je daar geen tijd en plaats op stellen. Dat is juist één van de kenmerken van mijn werk, dat je niet kan zeggen waar of wanneer het gemaakt is. Vandaar die exotiek in mijn werk.

Als je foto’s van nu of foto’s die je twintig jaar geleden gemaakt hebt naast elkaar zou zetten, zou het publiek onmiddellijk een verschil zien denk je? Of hoe zou je reageren als ze zeggen dat je niet bent geëvolueerd?
B: Ik snap wat je bedoelt… maar ik weet niet of je mijn vroegste werk kent? Dat is toch heel anders dan mijn werk van vijf jaar geleden… mijn stappen zijn heel minimaal, je moet mijn foto’s echt wel naast elkaar zetten om het verschil te zien.

In welke zin vind je het dan belangrijk dat je evolueert? Of ís dat niet belangrijk?
B: Toch wel hoor! Ik zit niet op iets te teren. Daarom kom ik soms voor langere periodes niet naar buiten, omdat ik dan bezig met het laten groeien van mijn werk… ik denk net dat daar veel evolutie inzit.

Aan Michaël Borremans vroeg ik ook waarom hij doorgaans dezelfde thema’s aanhaalde…
B: Je hebt kunstenaars die een onderwerp gaan uitdiepen en uitdiepen. Dat is iets anders, ik spreek over evolutie in het beeld. Je kan wel terugvallen op thema’s, dat doe ik ook… mijn thema’s zijn eigenlijk een autobiografisch gegeven. Het komt allemaal uit mijn dichte omgeving, terwijl het eigenlijk niet over mij gaat. Met mijn werk vertel ik dingen over mij en over mijn leven, het is een tool die als een rode draad door mijn werk loopt. Het is mijn leidraad… en van daaruit tracht ik een soort universele beelden te maken.

Aan Luc De Vos vroeg ik ook of hij ‘geëvolueerd’ is… uiteindelijk lijken zijn liedjes nog altijd op zijn vroegere liedjes en vind ik één van zijn eerste hits: Lieve kleine piranha zijn beste song… evolueren, moet dat echt?
B: Wat ik wel vind is dat mensen blijkbaar heel snel verandering nodig hebben. Ik vind als er een evolutie in je werk zit over een periode van twintig jaar, dan is dat toch al heel goed? Twintig jaar is uiteindelijk vrij kort. Ik geef toe, ik ben een vrij trage kunstenaar, voor mij gaat het om de traagheid van dat proces en alle tijdsniveau’s waar ik mee speel in mijn werk.

Je foto’s willen niet shockeren?
B: Ik zoek geen spektakel. Ik maak vrij ingekeerd werk en ik vermoed ook dat ik daarom een publiek heb. Geen massa, maar toch.

Waarschijnlijk daarom dat je al zo lang een vaste waarde bent, omdat je jezelf niet verloochent.
B: Dat is altijd goed om te horen. Vandaar ook misschien wel de herkenbaarheid van mijn beelden.

Vind je schoonheid een vies woord?
B: Schoonheid heeft vele betekenissen, maar dan wordt het een te lang gesprek. Het valt allemaal te bezien hoe schoonheid gebruikt wordt ten opzichte van iets. Schoonheid is belangrijk, maar alles hangt van de context af.

Wat wil je de kijker vertellen met je foto’s?
B: Welnu, dat is nu iets wat ik nooit zal kunnen verwoorden: wàt ik de kijker wil vertellen. Dat is net de kracht van een beeld, dàt je het niet kan vertellen. Wat we nu proberen te zeggen: daar ben ik nu net mee bezig, maar dan in beeldende termen.

Dat vind ik wel goed verwoord!

Het is voor jou niet belangrijk dat de kijker jouw werk al dan niet begrijpt?
B: Ik denk dat een werk altijd begrepen wordt, alleen interpreteert iedereen het op zijn manier. Natuurlijk steiger ik soms van bepaalde reacties, maar dat hou ik voor mij.

Je wilt niet per se het publiek behagen met je foto’s?
B: Nee, ik wil niet behagen, maar omgekeerd wil ik ook niet shockeren. Wat schiet er dan nog over? (lacht) Een soort van introversie waardoor men tot een bepaalde schoonheid komt, maar dan een andere schoonheid dan de puur visuele schoonheid. Al zeg ik het zelf...

Ik vermoed dat het bij jou ook niet van belang is ons foto’s met een geëngageerde kritische ondertoon voor te schotelen…
B: Ik ben wel zo, maar dat zit niet in mijn werk.

Ben je gevoelig voor kritiek van de kijker of van de pers. Ben je ooit al kwaad geweest op de pers?
B: Toch wel… zeker! Je kan nu wel zeggen dat ik daarnet zei dat mijn werk niet verkeerd geïnterpreteerd kan worden, maar dat is nog iets anders. Als je in de pers iets leest en je voelt dat ze zich niet hebben verdiept in je werk en dan uitspraken doen waar ze de context totaal niet van kennen, tja… Anderzijds, mensen die gefundeerde kritiek geven vind ik heel goed. Dat is het probleem met de kunstcritici nu, in vergelijking met tien à twintig jaar geleden: de dialoog staat op een laag pitje. Er zijn uitzonderingen uiteraard.

Heb je het gevoel dat critici zelf de pluimen willen opstrijken?
B: Zoiets. Maar dat komt ook door de redacties die zich richten op een commercieel publiek. Ze gaan invullen wat het publiek vraagt, en volgens hen vraagt het publiek die dialoog niet meer. Kunstcritici moeten zich opstellen in een dialoog naar de kunstenaar toe. De lezer moet zich opstellen als toeschouwer en kijken naar die dialoog. Niet omgekeerd.

Volg je de fototijdschriften of lees je H-art?
B: Niet echt, af en toe, heel sporadisch… Het is een soort van bescherming, ik krijg al zoveel impulsen. Daarom ga ik ook zeer weinig naar kunstbeurzen en andere grote manifestaties.

Volg je je collega-fotografen?
B: Toch wel. Al de kunstenaars die me interesseren volg ik, maar heel gericht, niet het algemene kunstwereldje.

Dat kunnen ook kunstenaars zijn die niets met fotografie te maken hebben.
B: Meestal zelfs.

Haal je ook inspiratie – of vind je dat een vies woord? - uit muziek, literatuur…?
B: Waarom zou ik inspiratie een vies woord vinden?

Omdat veel kunstenaars niet van dat woord houden…
B: Het is maar weer te zien hoe je dat woord gebruikt én in welke context. Alles kan vies of onnozel klinken hé… Wat inspireert mij? Dat kàn muziek zijn, want ik ben tot de laatste tien jaar enorm veel bezig geweest met muziek. Ik ben nu nog wel muziekliefhebber, maar ik kies de muziek nu bewuster terwijl muziek vroeger constant aanwezig was.

Film?
B: Ik ga te weinig naar film en theater, ik lees ook weinig omdat ik een soort van concentratiestoornis heb.

Je wilt je hersenen niet te veel vullen omdat je het allemaal niet kan opstapelen?
B: Inderdaad. Daarom ga ik meer naar tentoonstellingen dan naar theater of film, omdat je daar de tijd zelf bepaalt. Je kan kiezen of je een minuut of een uur voor een schilderij staat.

Wat doe je dan als tegenwicht voor de kunst? Wie of wat kan je hoofd volledig vrijmaken?
B: Eerlijk? Ik ben altijd veel uitgeweest en dat doe ik nog. Te veel eigenlijk. Maar ik sport wel een beetje, want wil je goed functioneren, moet je ook fysiek in conditie zijn. De vroege romantiek rond het kunstenaarschap is toch wel wat veranderd. Wat ik daarnet zei, het is alles wat erbij komt kijken dat zoveel energie vraagt. Aan mijn familie besteed ik steeds meer aandacht. Dat ontspant mij ook.

Voordat we je website kunnen bekijken, moeten we eerst een paswoord aanvragen, is dat bewust?
B: Ja. Ik wil weten wie op mijn website komt en wie mijn beelden bekijkt. Het is een buffer. Ik vind dat niet gezond voor mijn werk, het is al zo fragiel in publicatie. Ook op scherm heeft de kijker een vertekend beeld van mijn foto’s. Je moet mijn foto’s eigenlijk ‘in het echt’ zien. Een website in mijn geval is een werkinstrument, geen open deur.

Op welke foto ben je het meest trots? Heb je lievelingsfoto’s?
B: Ja, natuurlijk, maar dat zeg ik liever niet, daar wil ik niet mee uitpakken. Dit uit respect voor mijn ander werk en voor de mensen die de werken in huis hebben.

Ik vind dat kussend koppel waarvan je maar één gezicht helemaal ziet, wel fascinerend.
B: Dat is inderdaad een ‘commerciëler’ beeld, dat ook al veel als illustratie is gevraagd. Een paar jaar geleden vroeg de organisatie van Saint-Amour dat beeld als poster. In eerste instantie zei ik ‘ja’, maar dan heb ik ‘nee’ gezegd, dit werk is me te intiem om zo maar als uitgangsbord te dienen. Ook tegenover de mensen die dat beeld gekocht hebben en de mensen die op het beeld zelf staan, vind ik dat niet respectvol.

Jij ziet je zoals Michaël Borremans geen cd-hoes voor Deus maken?
B: Dat is misschien nog iets anders. Als ik de foto speciaal daarvoor moet maken? Ik weet het niet. Ik kan heel moeilijk illustratief of in opdracht werken. Dat lukt me moeilijk. Die vrijheid hé.. Als ik voel dat ik door iets bepaald wordt, haak ik af. Het verwart mij. Tom Barman heeft me er een paar jaar geleden al eens over benaderd, maar ik heb er niet op gereageerd. Omwille van dat bepalende van een opdracht. Mijn omgeving verklaarde mij zot.Zeker mijn dochter. We zijn allemaal grote fans hier.

Voel je jaloezie of concurrentie van/voor je collega Carl De Keyzer?
B: Dat is een goeie vriend en er is een gezonde concurrentie. We vullen elkaar goed aan, we benaderen het medium fotografie op een heel andere manier. We hebben zeven jaar samen Galerij XYZ gerund en ook toen was er een heel mooi evenwicht. Hij is meer naar de documentaire fotografie geëvolueerd, waar hij aan de top staat, ik ben in een heel andere richting geëvolueerd. Ik voel meer concurrentie vanuit andere mediums, dan van Carl.

Maar je vindt zijn documentaire fotografie wel nog altijd kunst?
B: Kunst? Ik vind dat geen belangrijke vraagstelling, hij is heel goed in wat hij doet.

Zijn er clichés in de fotografie die je echt kotsbeu bent?
B: Clichés hé. (lacht) Soms kunnen clichés er zo over zijn, dat ze weer een interessant fenomeen worden. Dat doe ik soms bewust in mijn werk, al is dat wel op een ander niveau.

Steek je soms humor in je werk?
B: Ja, en ik ben blij dat je dat eens aanhaalt. Af en toe zit er in een onderliggende laag, een soort humor in, al moet je daarvoor niet op de grond kruipen van het lachen. Humor is heel belangrijk voor mij. Voor wie niet trouwens?

Dat maakt het voor jou toch ook extra spannend, die grappige, surrealistische, zelfs erotische onderlaagjes.
B: Daarom geef ik weinig uitleg of titels, mijn werk moet zo universeel mogelijk blijven. Wat ik ook vertel, altijd ga je dat verhaal meedragen en je visie over de foto laten bepalen. Mijn titels zijn alleen maar codes om mijn werken te catalogiseren. Het is totaal onbelangrijk of mijn foto’s nu in New York of Shanghai of hier bij mij thuis getrokken zijn.

Wat deed het met je als je foto’s plots begonnen te ‘boomen’?
B: Ik heb nooit ‘geboomd’, ik ben net heel traag geëvolueerd. Eind jaren ’90 is er in België wel wat meer rond mijn werk te doen geweest… maar het zijn mensen uit mijn naaste omgeving die me gestimuleerd hebben met mijn werk naar buiten te komen, ik heb mezelf nooit gepromoot. Toen ik uiteindelijk bij galerie Zeno X belandde, was ik wel blij dat ik buiten het fotografiecircuit terechtkwam. Dat had mijn werk wel nodig.

Hoe sta je tegenover je eigen fotoboeken?
B: Ik heb niet veel boeken gemaakt, omdat het erg moeilijk is om de juiste vorm en textuur te vinden om mijn werk te reproduceren. Het is ook een lang proces, maar we zijn er mee bezig.

Je hebt er al een carrière van vijfentwintig jaar opzitten. Zou je hetzelfde parcours afgelegd hebben als je toen wist wat je nu weet?
B: Nee… ik wil er niet over uitweiden, maar ik zou bepaalde dingen anders aanpakken.

Voel je zelf nog altijd dezelfde rock-’n-roll drive als toen?
B: Tja, leven en werk groeien organisch, hoe ouder hoe zotter.

Heb je veel offers gebracht voor de fotografie?
B: Ik heb toch wel tien à vijftien jaar heel veel in mijn doka gewerkt . Soms twaalf uur per dag . Dikwijls de nacht door. Om de juiste print te vinden. Het gebeurde dat ik een week aan één print doorwerkte.

Puur als drive?
B: Inderdaad. Ik was echt op zoek naar het juiste beeld in de juiste print.

Pure Sturm und Drang?
B: Dat klinkt romantisch, maar dat was wel zo. Ik heb in mijn doka letterlijk veel brokken gemaakt. Nu temporiseer ik meer. Mijn productie ligt een pak lager.

Heeft de fotografie je veel geleerd over het leven?
B: Toch wel, maar niet alles. Zoals gezegd is fotografie niet mijn leven.

Wat was een ander parcours geweest?
B: Ik wou eerst automechanicien worden. Als veertienjarige was ik zowel met kunst bezig als met moto’s en auto’s.

Heb je nu nog een motor?
B: (lacht) Nee, die interesseren me minder.

Nog andere dromen in de fotografie?
B: Ik heb nog altijd het gevoel dat alles nog moet beginnen, en dat gevoel koester ik ook, hoewel anderen me net zeggen van: “allez, je hebt al een hele carrière achter de rug, een gans oeuvre opgebouwd”. Dat is wel zo maar ik wil toch vooruit blijven kijken. Weliswaar op een ander tempo, zoals ik al zei.

We blijven je volgen Dirk! Succes met je verdere carrière!

Hilde Van Canneyt, Copyright 2009.

http://www.braeckman.be/

statcounter